21
Vers van't Vat, november 2002
wegen. Maar nergens zag hij paarden of de koets van
Heineken. Hij kwam bij enorme gebouwen waar die naam op
stond. Bij een ervan sloop hij stiekem naar binnen om te kijken
of er misschien paarden stonden. Maar nee hoor! Het was er
alleen een lawaai vanjewelste. Er stonden grote ketels die erg
warm waren. "Zouden ze daar pepernoten in bakken?",
dacht de hoofdpiet bij zichzelf. Het rook er wel bijzonder;
heel anders dan de geur van versgebakken pepernoten.
Maar wat zat erin? En wat had dat met paarden te maken?
Hij wist het niet.
Uiteindelijk fietste de hoofdpiet de grote stad Amsterdam
binnen. Wat was het daar druk! Klingelende trams reden af en
aan en overal zag hij mensen die net als hij op de fiets zaten.
Maar wat was dat? Daar, midden tussen al die mensen zag
hij... een koets met vier paarden die net zo zwart waren als
hij. En op die koets zag hij het weer: 'Heineken'. Met een paar
grote trappen reed de hoofdpiet naast de koets. "Waar komt
deze koets vandaan?", riep hij naar de koetsier, boven de
ratelende wielen en de roffelende hoeven uit. "Uit de
Heineken-stallen!", schreeuwde de koetsier terug. Hij was wel
een beetje verbaasd, want er fietst niet elke dag een zwarte
piet naast je koets! "Hebben jullie ook een schimmel voor
sinterklaas?", riep piet weer. De koetsier trok aan de teugels en
even later stond de koets stil. "Een schimmel? Zo'n wit paard?
Nee, die hebben we niet. In de Heineken-stallen hebben we
alleen zwarte paarden en een kleine pony die Jantje heet.
En weetje, eigenlijk heeft Heineken niet zoveel met paarden
te maken. In die grote gebouwen brouwen ze bier!"
De hoofdpiet was heel teleurgesteld. Wat moest hij nu doen?
Hij had heel Nederland afgezocht naar Heineken en nu had hij
nóg geen goed paard voor sinterklaas.
Bedroefd fietste hij terug naar het grote huis. Dat was nog een
heel eind. Onderweg kwam hij wéér langs zo'n heel groot
gebouw. 'Heineken', stond er in grote letters. Naast dat gebouw
zag de hoofdpiet iets bijzonders: er stond een heuse hooiberg!
En hoorde hij daar niet een bekend gehinnik?
Snel reed piet de bocht om, op weg naar de hooiberg. En wie
stond daar, denk je? "Americo!", riep de hoofdpiet blij.
Het trouwe paard smikkelde van het gras en het lekkere hooi.
"O, wat dom van die paardenpiet", zei de hoofdpiet. "Die was
zeker weer vergeten om je dat lekkere hooi en de wortels uit de
schoenen van de kinderen te geven! Je had gewoon honger!
Kom, dan gaan we snel terug naar sinterklaas." Samen gingen ze
op weg, piet op zijn fiets en Americo op een drafje er achteraan.
Sinterklaas was natuurlijk ontzettend blij dat hij zijn paard
terug had. "Hoofdpiet, je bent geweldig. Ik ben je erg
dankbaar", sprak hij ontroerd. "Ik geloof datje nogal een
avontuur hebt beleefd. Americo wist vast nog erg goed waar
die hooiberg stond, omdat we ieder jaar de kinderen bij
Heineken verrassen!" De hoofdpiet keek heel tevreden.
Hij slaakte een diepe zucht. "Weet u, sinterklaas", zei hij
langzaam, "het rook daar bij die grote ketels zó bijzonder.
Maar de geur van pepernoten vind ik ook heerlijk!
Zou Heineken volgend jaar pepernotenbier willen brouwen?"