"Zo zit dè in Oeteidonk" Burgervaojer 'Peer' over carnaval Den Bosch: Carnaval is een mondiaal feest dat op veel plaatsen in Nederland wordt gevierd. Je denkt daarbij onwillekeurig aan prinsen, raden van elf en veel alaaf-geroep. Dat beeld klopt ook aardig, tot je in 's-Hertogenbosch, pardon, Oeteidonk komt. Daar wordt car naval op een dusdanig eigen en originele manier gevierd, die je maar op weinig plaat sen tegenkomt. Om u daarover te informeren, interviewden twee Bossche collega's de 'Peer', tijdens carnaval de Burgemeester van Den Bosch. Heineken-collega en ras-Oeteldonker Cees Voermons (links) proost met de Peer Peer, waar komt jouw ambt vandaan? "Burgervaojer is het oudste ambt in Oeteidonk en vanaf het ontstaan van Oeteidonk in 1882 draagt de burgervaojer de naam 'Peer vaan den Muggenheuvel'. Muggenheuvel verwijst spottend naar de Mugheuvel, een stuk grond in Den Dungen dat in het bezit was van de familie van de toenmalige bisschop, Mgr. Godschalk, die tevens fel anti-carnaval was. De toevoeging tot den Bobberd werd in 1992 door Z.K.H. Prins Amadeiro XXIII toegekend aan de Peer. Overigens heeft pas in 1883 een telg uit het geslacht der Amadeiro's voor de eerste keer Oeteidonk bezocht." hun verenigingskleding. Aan het hoofd van de geminte staat de burgervoajer, Peer vaan den Muggenheuvel tot den Bobberd, ik dus. Ik word bijgestaan door m'n assessor (wethouder) Kees Minkels en de Geminteraod. Driek Pakoan is m'n veldwachter. Vroeger zorgde die voor het 'afhaauwen van het vrollie (vrouwvolk)' bij m'n sjees, maar tegenwoordig leen ik hem voor dit doel uit aan de Prins. De Hoogheid wordt bij zijn bezoek aan Oeteidonk vergezeld van zijn Adjudant en 't Gevollug, dat bestaat uit tien Generaals onder aanvoering van een Korporaal." Het basisidee achter het Bossche carnaval is de metamorfose van een stad die voor drie dagen verandert in een dorp met een paar eigen nota belen en verder alleen maar boeren en durskes. Het fictieve dorp Oeteidonk is het toneel voor een parodie op de dagelijkse maatschappelijke toe standen in 's-Hertogenbosch. Het unieke feest wordt al sinds 1882 georganiseerd door de Oeteldonkse Club. Om er achter te komen hoe het in Oeteidonk 'officieel' in elkaar zit, stelden we de Peer een aantal vragen. Tijdens dat gesprek op de Oeteldonkse Hofbrouwerij, voor u H/Bosch, voltrok zich de metamorfose van Piet Lathouwers, manager van een groot automobielbedrijf, in Peer vaan den Muggenheuvel tot den Bobberd, voor het veertiende jaar burgervaojer van Oeteidonk. gondische. Het Rheinlandse carnaval speelt zich voornamelijk binnen af met pronkzittingen, prachtige kostuums, alaaf-roepen en tonpra ters. Oeteidonk viert het Bourgondische straat carnaval en de carnavalsvierders 'dweilen' van café naar café. Zonder pronkzittingen, tonpra ters en vooral zonder alaaf! Een heel belangrijk verschil is dat Oeteidonk een duidelijke struc tuur heeft waarin iedereen zijn of haar rol speelt. Ons durp wordt met carnaval bevolkt door boeren en durskes. Traditioneel dragen de boeren een blauwe kiel met een zakdoek in de Oeteldonkse kleuren rood, geel en wit. De durskes gaan gekleed in Meijerijse boerinnen- kleding. Veel boeren en durskes zijn verenigd in clubkes en meziekskes en dragen met carnaval Wat is het verschil tussen het gewone car naval en het Oeteldonkse carnaval? "Je hebt in Nederland twee richtingen in het carnaval: het Rheinlandse en het Bour Wat doe je zoal als burgervaojer? "Vanaf 11 november tot aan carnaval moet de Peer z'n durp warm maken voor carnaval, want als op zondag de Hoogheid op het station aan komt, moet alles klaar zijn voor een feestelijke ontvangst. Z'n bezoek aan Oeteidonk kun je vergelijken met de bezoeken die de koningin op Koninginnedag brengt aan welke plaats dan ook, met ontvangsten door de burgemeester en rondleidingen door de gemeente. De Peer is in Oeteidonk de boerengastheer van de Prins en leidt de Hoogheid gedurende drie dagen rond in z'n geminte. Het Oeteldonkse carnaval is een spel vol contrasten. Kijk maar naar de rol van de Prins en de Peer. De Peer die zojuist nog z'n kiepe aan 't voejeren was, zijn ambtskostuum aantrekt en de Prins gaat afhalen van het sta tion. En de Hoogheid, wiens rijk onmetelijk groot is, die ver boven het volk staat en zeer gereserveerd is. Hij spreekt uiteraard geen Oeteldonks, want dat is de taal van het volk. De Hoogheid spreekt bij voorkeur in de pluralis ma- jestatis, de koninklijke meervoudsvorm. Om de afstand tussen Prins en volk duidelijk te maken, komt de Prins altijd van boven de rivieren en is de Peer altijd een Bosschenaar. Dat komt dui delijk naar voren op carnavalszondag in m'n 'Aonspraok' tot de Hoogheid waarin ik het wel, maar veel meer nog het wee, van Oeteidonk gedurende het afgelopen jaar aan de Prins me dedeel. Het contrast tussen de aonspraok en de daaropvolgende troonrede van de Prins spreekt voor zich." Aan wat moet een goede Peer voldoen? "De Peer moet in zijn taal en denken herken baar zijn voor de Oeteldonkers. Hij moet bereid zijn gezien te worden als bezit van 't volk. Als Peer sta je weliswaar op een voetstuk, maar je moet altijd 'één van ons' zijn. De Peer moet in staat zijn de emoties van de Oeteldonkers te vertolken. Hij moet daar uiting aan kunnen ge ven. Die gevoelens en emoties vind je ook terug in de thema's die worden gekozen voor het Oeteldonkse carnaval. En een Peer moet tijd hebben. Tijdens de carnavalstijd is er vrijwel geen ruimte voor iets anders dan het ambt van burgervaojer. Een Peer wordt voor het leven be noemd en dat is maar goed ook, want je hebt zeker twee tot drie jaar nodig om in de rol te komen." Zeg Peer, wat voor een taal is Oeteldonks nu eigenlijk? "Oeteldonks is een variant van het Bossche dialect en iedere Peer vindt het opnieuw uit! Je kunt dus zeggen dat Oeteldonks de taal van de Peer is. Het helpt enorm dat regel XI van het Oeteldonks reglement zegt dat de Peer altijd gelijk heeft en dat anders regel XXII in werking treedt die zegt dat regel XI We begrijpen het Peer! Bedankt voor dit verhel derende gesprek. Cees Voermans en Gerrit Sman, Heineken Den Bosch jj

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 2001 | | pagina 15