'k Heb teveel gesnor van buien Over deze muts zien gaan. Alweer een jaar. (Uit "Scheepspraat" van Constantijn Huygens). Er hing, in deze dagen rond Kerst en "Oud en Nieuw", een zekere bedachtzaamheid, een sfeer van milde rust in het kantoor. Die stem ming proefden ten minste de twee ge pensioneerde heren die in een hoekje van een ontvangstkamer achter een biertje zaten. Ze wachtten daar, als elk jaar om deze tijd, op de komst van nog wat actieve heren, nu nog elders in het kantoor bezig de laatste hand te leggen aan het oude jaar. Die bijeenkomst was traditie geworden als het jaar er bijna opzat. "Tja", hoofdschudde een der oude heren, "waar blijft de tijd?" "Vraag dat wel", peinsde de ander, "alweer een jaar bijna voorbij". "Heb jij dat nou ook?", vroeg de eer ste, "als je terugblikt op je loopbaan, je in zekere zin een levensbalans op maakt, lijkt het net of die in een droom is voorbijgegaan en veel korter ge duurd heeft dan in werkelijkheid". "Zou dat soms een soort perspectivisch tijdverschijnsel zijn?", filosofeerde zijn metgezel. "Toen ik gepensioneerd werd had ik er ruim dertig jaren opzit ten. Wanneer ik om zo te zeggen langs die dertig stuks terugkijk, is het net of ze, hoe verder weg, hoe langer hoe dichter bij elkaar staan, net als lan taarnpalen in het verloop van een weg". Ze zwegen, tuurden diepzinnig in hun bier en namen een slokje. Daarna na men ze de draad van het gesprek weer op. "Och", sprak de ene grijsgelokte, "het is inderdaad niet te geloven, maar alweer zijn er twaalf maanden voorbij gerend. Waar zijn ze gebleven? Naar mijn gevoel gaat de tijd sneller en snel ler. Soms denk ik dat de paarden voor mijn levenskarretje harder en harder lopen alsof ze de stal beginnen te rui ken, als je begrijpt wat ik bedoel". Zijn vriend knikte. "Mooi gezegd. In derdaad heb ik ook vaak het idee, dat hoe ouder je wordt hoe sneller de tijd omvliegt. Geen houden aan. Maar kom, niet te somber. We hebben het dit jaar weer gehaald, zoals de man zei die, op zoek naar kievietseieren, met behulp van zijn polsstok over de brede sloot no. 81 was gesprongen en veilig de overkant had bereikt. Dat is toch weer mooi meegenomen en ik stel voor, een paar verse biertjes te laten aanrukken om al te wijsgerige gedach ten wat te verdringen". Zijn metgezel glimlachte en knikte toestemmend. Toen de glazen weer gevuld waren her vatten zij hun bespiegelingen. "Tijd, je neemt het woord zo makkelijk in de mond, maar het is een eigenaardig iets. De gewone dagen gaan snel om, ande re lijken veel langer te duren als ze sterk afwijken van het dagelijkse pa troon. Zou dat er wat mee te maken hebben?" "Ongetwijfeld. Tijd, als je de tijd hebt om er over na te denken, is -zoals je zelf al hebt opgemerkt- een vreemd iets. De oude Chinezen wisten dat ook al en ik heb steeds een rijmpje, een ver taling van een oude Chinese spreuk in vrij onbeholpen Nederlands, onthou den: "Aarzelend komt de toekomst aan- geschreden, Bliksemsnel vervliegt het heden, Eeuwig stil staat het verleden". Is dat het Chinese "uren, dagen, maan den, jaren, die als een schaduw heen- vliegen? De tijd slentert, vliegt, staat stil. En dan? Gedaan is gedaan, daar valt niet meer aan te tornen. Net zo min als aan dat, wat wij achter de rug hebben". "Soms bekruipt je het dwaze verlangen om fouten, in het verleden gemaakt, te herstellen. Onzin. Zonder vergissin gen, zonder struikelen wordt geen mens groot". 't Kon best zijn dat je gelijk hebt. Geen mens is volmaakt, en een onberispelijke samenleving is on mogelijk, hoe we ons best ook doen om die te bereiken. Van tijd tot tijd moeten wij die opkalefateren, telkens weer. Wie had nou kunnen denken dat we weer eens in een economische crisis zouden verzeilen, die de trekken van de beruchte dertiger jaren gaat verto nen door de grote werkeloosheid??" "Ja, die dertiger jaren. Toch zijn we ook daar doorheen gerold, en de jon geren hebben er geen weet van hoe slecht de zaken er in die tijd voorston den. Dat was een crisis, waarbij verge leken de situatie van nu een klein beetje tegenwind lijkt". Er viel even een stilte. "Over jongeren gesproken, waar blijven die toch?" De woorden waren nog niet gesproken, of er klonk gestommel en het verwachte gezel schap trad binnen. "Hallo", begroetten ze studentikoos de beide oude heren. "Hallo, daar heb ben we de ouderejaars". "En daar heb ben we de werkende stand, de drukte makers. Wat zijn jullie laat". "Wees blij, dat we nog drukte maken, want makkelijk ziet het nieuwe jaar er voor ons niet uit". "Och arm", schudden de seniores meewarig het hoofd. De nieuwko mers, ondertussen voorzien van bier, riepen: "Ja, jullie hebben het natuur lijk veel zwaarder gehad in de dertiger jaren en in de oorlogsjaren. Dat weten we nu zo langzamerhand wel". "Je hebt ons niet horen zeggen dat er nu niks aan de knikker is. Maar wij hebben geleerd dat een crisis voorbij 4

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1981 | | pagina 4