SCHGJZE NACHF-
eeuw die zich in hun jeugd aan enige
vrolijkheid in hun gedichten te buiten
waren gegaan, deden eenmaal tot
de jaren des verstands gekomen de
rest van hun leven boete voor hun
jeugdzonde door het Nederlandse volk
te bakeren met zwaar-op-de-handse
poëzie, waar de „eigendommelijkheid"
van afstraalde.
Anekdoten
De bazenclub van de Amstel brouwerij,
waarvan ook Van Leeuwen lid was,
kende periodieke bijeenkomsten tij
dens welke vaak voordrachten en le
zingen gehouden werden. Voor het
geven van een voordracht over zijn
verzameling zag Van Leeuwen zich
genoodzaakt zelf een aantal vertalin
gen te maken van gedichten en ook
van brouwerijanekdoten, waarvoor hij
zich bediende van een Duits boekje
uit 1931. Dat deze anekdoten nog niet
aan actualiteit hebben verloren, blijkt
uit het feit dat er verschillende in
voorkomen, die ook nu nog in omloop
zijn. Op deze pagina zijn enkele min
der bekende anekdoten in de vertaling
van Van Leeuwen afgedrukt.
De thans 67-jarige Van Leeuwen
nog steeds is hij een dag per week
werkzaam op de brouwerij voor de be
geleiding van stagiaires, afkomstig van
H.T.B. gaat nog steeds onvermoei
baar voort met de uitbreiding van zijn
collectie. Steeds opnieuw ook doet
hij daarbij verrassende ontdekkingen,
of het nu een oud Engels volksliedje
over bier of een drinklied van een
reeds in vergetelheid geraakte Duitse
dichter is.
Friedrich von Flotow, een opera
componist uit de vorige eeuw, wijdt in
zijn opera „Martha" een uitgebreide
aria aan de sage van het bierbrouwen.
Onnodig te zeggen dat deze tekst in
de verzameling van Van Leeuwen niet
ontbreekt. En hoe kunnen we tenslotte
beter kleur geven aan zijn liefhebberij
dan door het volgende korte citaat
daaruit!
Liebes Bier, du schön Getranke,
Lasz die Leut nicht schweigend trinken
Treib die Manner zum Gesange,
Zu dem Lied mit goldnem Munde!
Als deze wens blijvend uitkomt staan
Van Leeuwen nog drukke jaren te
wachten.
A. C. M. J.
Leven in de brouwerij
De beroemde schilder'Jan Steen was de
zoon van een bierbrouwer en bezat zelf
een brouwerij, die hij echter nogal ver
waarloosde. Toen op zekere dag zijn
vrouw haar misnoegen daarover te ken
nen gaf en zei dat er helemaal geen le
ven in de brouwerij was, kreeg ze ten
antwoord dat één en ander spoedig
zou veranderen.
Jan Steen ging naar de markt en kocht
tien levende eenden. De brouwketel
werd met water gevuld en de eenden
te water gelaten. Daarop werd de vuur
haard, die onder de ketel lag verzorgd
en begon langzamerhand het water in
de ketel warm te worden. Na enige tijd
kregen de eenden het in de steeds
warmere omgeving zó te kwaad dat ze
steeds luider gingen kwaken. Opge
schrikt door het vele lawaai kwam zijn
vrouw eens poolshoogte nemen. „Zie
je wel" zei de schilder-bierbrouwer: „Er
is weer leven in de brouwerij".
Eeri kind spreekt de waarheid
Een brouwmeester had twee kinderen,
een jongen en een meisje. Op zekere
dag vroeg het meisje aan haar broertje
wat hij later dacht te worden. Direct zei
de jongen: „Wel, brouwmeester, zoals
vader". „Jij zeker", antwoordde het zusje:
„Dan moet je toch nog heel anders le
ren schelden!"
Bierkeurders van weleer
Drie Münchener bierkeurders keurden
volgens een ooggetuige uit 1873 het
bier van zekere brouwerij als volgt:
Ze goten het bier uit over een bank en
gingen er met hun leren broek op zit
ten. Er werd een goed maal genuttigd
en verschillende potten bier gedronken
om de tijd te doden alsmede de dorst
te lessen. Het over de bank gegoten
bier had intussen gelegenheid op te
drogen.
Langzamerhand brak het beslissende
ogenblik aan; één der keurders gaf een
commando. Alle keurders stonden tege
lijkertijd op; de bank ging een eind mee
omhoog.
Het bierhuis weergalmde van het vreug-
degehuil van een afwachtende, dorstige
menigte mensen. De dikke brouwer
van het gekeurde bier werd onder da
verende toejuichingen op de schouders
in een ware zegetocht rondgedragen.
Menig vaatje bier liep in een mum van
tijd leeg, het werd allerwege een „Zum
Wohl" geroep, één en ander op kosten
van de bierbrouwer.
Dubbele boekhouding
De eigenaar van een brouwerijtje hield
er geen boekhouding op na, maar
schreef heel eenvoudig alles in een
notitieboekje. Vanzelfsprekend moesten
er vergissingen gemaakt worden, omdat
hij menigmaal vergat iets te noteren.
Hem werd aangeraden een dubbele
boekhouding in te richten.
Enige tijd later gaf hij zijn vrienden te
kennen: „Thans bezit ik een dubbele
boekhouding, het éne boek heb ik; het
andere boek heeft de koetsier".
16