'n Stukje historie van de Barremolen 'Anno 1661' vermeldt het bordje op de kap van de enige tijd geleden gerestaureerde Barremolen, de markante watermolen op de uiterste zuidoosthoek van het brouwerij terrein te Zoeterwoude. Geldt dit jaartal voor de kap met wieken alleen, of voor de hele molen? Volgens de heer C. W. van Tongeren, een krasse 93-jarige, die vanaf de eeuwwis seling enkele tientallen jaren op de Barre molen gewerkt heeft, zijn de kap en de wieken afkomstig van een watermolen uit Noordholland, Vandaar zijn zij, na te heb ben dienst gedaan bij het droogmalen van een of meer polders, destijds naar Zoeter woude (Soeterwoude schreef men toen) overgebracht. De Barremolen is in ieder geval meer dan drie eeuwen oud. Hij komt - als Barre Mole - voor op de oude landkaart anno 1687, waarvan een repro- duktie op de achterpagina van Vers van 't Vat 3/1975, was afgedrukt. Twintig jaar oud was Knelis van Tongeren toen hij op de Barremolen kwam om zijn oom, de molenaar, te helpen bij diens werk, dat zonder meer in de categorie 'zware arbeid' gerangschikt mag worden. Na het overlijden in 1928 van zijn oom werd Knelis aangesteld als molenaar. Als zodanig is hij nog zeven jaar werkzaam geweest. Zijn jaarwedde bedroeg 150 gul 2 den. Voor dit naar huidige begrippen on gelooflijk lage loon moest hij bovendien de Zwetsloot (tussen de molen en de Hoge Rijndijk) schoonhouden en een aantal malen per jaar als sluiswachter optreden. In die tijd was er nog geen waterleiding, stookte en kookte de molenaar op hout en gebruikte hij olielampen en kaarsen om zijn kleine verblijf en de andere ruimten in de molen te verlichten. Het werk was, zoals gezegd, niet licht. Neem bijvoorbeeld het oprollen van de stevige, stugge zeilen: ongeveer vijftien vierkante meter per wiek. Het kruien - het draaien van de kap met de wieken - vraagt een geweldige krachtsinspanning. Aardige bijzonderheid: voor het smeren van de as en de houten kammen werd respectievelijk reuzel en bijenwas gebruikt. Bij een hoge waterstand in de polder draaide de molen dag en nacht, met een maximale snelheid van (in vaktermen) tachtig enden per minuut. Dat wil zeggen dat per minuut tachtig maal een wiek pas seerde en er dus twintig hele omwente lingen gemaakt werden. De gemiddelde capaciteit per minuut bedroeg (en be draagt nog) ongeveer veertig kubieke meter, waarbij het water ongeveer ander halve meter omhooggebracht werd. 1 Knelis in gesprek met de huidige be heerder van de Barremolen, de heer T. Dikken, die zich via een opleiding bezig is te bekwamen tot molenaar. 2 In de Polderbar, de vroegere woonka mer. Vers van 't Vat in gesprek met oud molenaar Knelis van Tongeren. 3 Nog eenmaal het zeil oprollen. De roede is onderaan ongeveer anderhalve meter breed. Rechtsonder is een deel van de bliksembeveiliging - de bevestiging van de aardleiding - te zien. Als het peil in de Oude Rijn te hoog werd en er dus uit de polders geen water meer mocht worden toegevoerd, verscheen op de kerktoren van Alphen aan de Rijn een vlag of lantaarn, waarna dit sein van molen tot molen werd doorgegeven. In die tijd kon je vanaf de Barremolen in de omgeving zeker een tiental molens tel len. Bij slecht weer kregen de molens het soms zwaar te verduren. Knelis herinnert zich dat in november 1943, tijdens een harde storm, de kap en de wieken van de Barremolen afgevlogen zijn, waarbij gedeel ten van de roeden tot op de spoorlijn terechtkwamen. (Aldus opgetekend, anno 1975, in de Pol derbar van onze in de Barrepolder ge vestigde molen.) 5

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1975 | | pagina 5