- voor de kammen - gebruikt!), de zeil
voering en het kruien.
Bovenkruier
De Hoop in Lunteren is een (in molen
termen) achtkante, rietgedekte bovenkruier
van het type grondzeiler. Zoals elke molen
heeft De Hoop twee roeden, de buiten
roede en de binnenroede. Dit zijn twee
zware balken (na 1870 van plaatijzer en na
1945 van plaatstaal vervaardigd), die vóór
elkaar langs door de haaks op elkaar
staande gaten in de askop van de bovenas
z'in getrokken. De buitenroede is recht,
de binnenroede daarentegen zodanig ae-
bogen dat ziin toppen onoeveer in één
vlak lopen met die van de buitenroede.
Elke roede heeft twee enden, de wieken.
De vlucht van De Hoop (de lengte van een
roe) bedraagt 22 meter. Zijn maximale
snelheid is 80 enden per minuut. De vier
wieken met toebehoren worden het ge
vlucht genoemd. De produktiecapaciteit
van de Lunterse molen is zes zakken meel
per uur.
Wat het draaien van de kap en het ge
vlucht (het kruien) betreft behoort De
Hoop tot de buitenkruiers. De binnen-
kruiers hebben een kruiwerk boven in de
kap, de buitenkruiers hebben een staart-,
schoor- en spruitwerk en worden op de
begane grond gekruid (of, gekrooien, zo
als de molenaars zeggen).
Het gaande werk
'Het (laten) draaien van de molen is iets,
dat altijd weer indruk op je maakt', vindt
Huffels. 'Alleen al als je bedenkt dat de
roeden en de as samen tien ton wegen'.
We klimmen achter hem, via smalle trap
jes, naar boven tot in de kap, waar we de
imposante gietijzeren as en het daaraan
bevestigde grote rad, het bovenwiel (door
snee 2 meter), bewonderen. Rond dit
bovenwiel loopt een band, die als een
soort trommelrem dienst doet. Dit is de
vang, waarmee het draaiende gevlucht tot
stilstand gebracht kan worden. De be
weging van het bovenwiel wordt via houten
tanden, de kammen, overgebracht op een
kleiner rad, de bonkelaar. In de bonkelaar
bevestigd zit, precies in het midden van
de molenromp, de koningsspil, een zware,
vierkante houten balk, ongeveer vijf meter
lang, en vijftig centimeter dik. Aan de
onderkant van de koningsspil bevindt zich
het spoorwiel. Hierop kunnen in De Hoop
twee rondsels (rad, bestaande uit twee
schijven) worden aangesloten, die de
steenspillen en daarmee de molenstenen
(twee stel) in beweging brengen. Meestal
werkt men met één stel stenen; bij sterke
wind wordt ook het tweede stel in bedrijf
genomen. Een stel molenstenen bestaat uit
de loper (die draait) met daaronder de
ligger. In de vlakken, die elkaar raken, zijn
bepaalde kervingen aangebracht, waar
tussen het graan wordt vermalen. Wanneer
de kervingen uitgesleten ziin. moeten de
stenen van nieuwe profielen voorzien (ge
bild) worden. Elk koppel stenen weegt
twee ton. In iedere korenmolen is verder
nog een luiwerk aanwezig, een hijsinrich
ting, waarmee de zakken met graan op
eenvoudige wijze naar boven gehaald kun
nen worden.
De knepen van het vak
Op de begane grond aangeland leren we
nog dat de sleuf, via welke het maalsel
tenslotte in zakken wordt opgevangen, de
stoel wordt genoemd (in De Hoop spreekt
men van de meelpijp). Hier kan ook, met
een simpele handgreep, de afstand tussen
de molenstenen die bepalend is voor een
fijn of grof maalsel, ingesteld worden.
'Een van de knepen van het vak', demon
streert mulder Huffels, die opnieuw van zijn
bewondering voor de techniek blijk geeft
als hij stelt 'dat de molen, wanneer hij in
vol bedrijf is, nagenoeg geluidloos werkt'.
Nog zoveel meer
Urenlang zou je met deze amateur-mole
naar over zijn hobby kunnen praten. Over
de bediening van de molen, de zeilvoering,
het aanbrengen en afnemen van de zeilen
(in totaal 40 m2), de typische uitdrukkingen
en benamingen is een kous in het lijk
genaaid Over de veranderingen van
het weer en dus van de wind, de voor de
molenaar zo belangrijke, maar vaak ook
verraderlijke natuurkracht. Over de bete
kenis van de verschillende standen van de
wieken, waarmee vreugde dan wel droef
heid uitgedrukt of berichten overgeseind
worden. Over de oorsprong van de wind
molen, die uit Perzië stamt, vanwaar het
idee door de Kruisvaarders mee naar huis
werd genomen. Over de ontwikkeling van
4
de molen, een uitsluitend Hollandse aan
gelegenheid. Het eerst was er de koren
molen. Daaruit is de watermolen ontwik
keld met als derde fase de industriemolen:
houtzaag-, papier-, oliemolens en andere.
Zij die nu een - ditkeer goede - tik van
de molen hebben gekregen en die meer
willen weten over toren-, standerd-, stel
ling-, belt-, paltrok- en andere molens,
kunnen zich het volgende boek aan
schaffen: Molens van Nederland (met schit
terende foto's), B.V. Uitgeversmij. Kosmos,
Amsterdam.
Voor wie zich wil aanmelden bij het -
landelijk - Gilde van Vrijwillige Molenaars
luidt het adres: Postbus 5028 te Haarlem.
Met een variant op een oud gezegde kun
nen we stellen: De liefde voor onze molens
is velen aangeboren. Ad Huffels in ieder
geval kan ervan (mee)praten.
1 Aan het kruisrad.
2 Het aanbrengen van een van de zeilen
van boven gezien.
3 Het oprollen van het zeil dient op een
bepaalde manier te gebeuren
4 waarna het met een forse zwaai om
de wiek heen geslingerd moet worden.
14