Wat is en doet het NIBEM
Dit artikel werd door drs. W. J. Klopper, directeur van het NIBEM, geschreven voor het personeels
blad TNO-Kontakt (Centrale Organisatie TNO, Den Haag). Wij zeggen de heer Klopper gaarne dank,
dat hij ons toestemming gaf dit artikel in enigszins gewijzigde vorm over te nemen in Vers
van 't Vat. Het doet ons, om twee redenen, veel genoegen onze lezers dit NIBEM-verhaal te kunnen
voorleggen. Niet alleen omdat over dit instituut nog niet eerder in ons lijfblad iets is gepubliceerd,
maar ook en vooral vanwege de binding die Heineken met het NIBEM heeft. Zoals u op een van de
voorgaande pagina's heeft kunnen lezen, heeft de heer Gombert na van 1941 aan het NACOBROUW,
de „voorloper" van het NIBEM verbonden te zijn geweest, in 1944 zijn intrede bij Heineken gedaan.
Na de oprichting van laatstgenoemd instituut werd de heer Gombert in 1956 lid en in 1961 voorzitter
van de Agrarische adviescommissie (A.A.C.) van het NIBEM. Deze laatste functie bekleedde hij tot
1967, toen hij voorzitter werd van het NIBEM en tevens van het dagelijks bestuur van dit instituut.
Voorts hebben in de diverse commissies nog de volgende Heineken functionarissen zitting:
Ir. H. Wanschers is lid van de Brouwtechnische adviescommissie (B.A.C.) en van de commissie
Nieuwe rassen in de industrie (N.R.I.). Voorzitter van laatstgenoemde commissie is ir. B. de Jong,
terwijl ir. L. W. M. Hendrikx als lid zitting heeft in de Agrarische adviescommissie en in de Gerst-
kwekerscommissie. Red.
Het Nationaal Instituut voor Brouw-
gerst, Mout en Bier TNO, waarvan
de naam meestal gemakshalve wordt
afgekort tot NIBEM, houdt zich be
zig met het produkt bier en zijn
grondstoffen. Zoals men weet is bier
de drank, die ontstaat door alcoho
lische gisting van een waterig aftrek
sel van gerstemout en hop, de zoge
noemde wort. Onder gerstemout
wordt verstaan het produkt dat ont
staat door gerst te laten kiemen, in
te drogen en van de kiemwortels te
ontdoen. Gerst is dus tezamen met
hop de belangrijkste grondstof voor
bier. Hop is de vrouwelijke bloem
van de hopplant, die in Nederland
alleen in het wild voorkomt. De voor
het brouwen benodigde hop moet
derhalve op grote schaal geïmpor
teerd worden. Tot veertig jaar gele
den kwam de gerst waaruit bier
moest worden bereid ook uit Cen-
traal-Europa. Uit gersten van binnen
landse herkomst kon namelijk geen
bier van bevredigende kwaliteit wor
den gemaakt. Dit leidde in 1928 tot
de oprichting van het Nationaal
Comité voor Brouwgerst, afgekort
NACOBROUW. Hierin werkten
brouwers en vertegenwoordigers van
de Landbouwhogeschool te Wagenin-
gen samen met het doel te komen tot
een Nederlandse brouwgerstcultuur.
Reeds na enige jaren bleek het moge
lijk ook in Nederland brouwgerst-
rassen te verbouwen, die geschikt
waren voor de bierbereiding, zodat
toen de oorlog in 1940 uitbrak men
aan de behoefte geheel vanuit het
binnenland kon voldoen. Na de oor
log werd dit werk krachtig voort
gezet en daardoor beschikt Neder
land op dit ogenblik over brouw-
gerstrassen, die toonaangevend zijn in
de wereld en in grote hoeveelheden
geëxporteerd worden naar een tra
ditioneel bierland als Duitsland. In
1956 werd het NACOBROUW ge
combineerd met het Proefstation der
Brouw- en Moutindustrie, dat zich
bezig hield met analyseren van bier
en zijn grondstoffen alsmede met
speurwerk op het gebied van bier.
Door deze fusie ontstond het NIBEM,
dat de status kreeg van een aan TNO
gelieerde stichting. Het instituut is
gevestigd te Rotterdam in een gewe
zen kerkgebouw. Zoals uit de naam
blijkt bestrijkt het alle werkzaamhe
den, die met het verwerken van gerst
tot bier verbonden zijn.
Dit is de moderne uitvoering van het kiem-
apparaat proefmouterij. De heren Gombert en
Ulenberg hebben aan de wieg van het proto
type gestaan. Dat was in 1942.
Hierbij dienen allereerst de landbouw
kundige activiteiten te worden ge
noemd. In Zeeland beschikt NIBEM
over een aantal proefvelden, waar
nieuw ontwikkelde gerstrassen wor
den onderzocht. Op het „kwekers-
stamveld" worden deze in veldjes
van 5 x 10 meter uitgezaaid, waarna
de ontwikkeling van het gewas wordt
bestudeerd. Na het oogsten worden
de gersten in de proefmouterij tot
mout verwerkt. De analyse van het
mout geeft nu voldoende aanwijzing
of de gersten geschikt zijn om tot bier
te worden verwerkt.
Hierbij zijn de enzymatische eigen
schappen van het verkregen mout van
groot belang. Aangezien bier het pro
dukt is van alcoholische gisting van
de wort, dient het zetmeel tijdens
het vermouten en het brouwen zoveel
mogelijk in vergistbare suikers te wor
den omgezet. Dit geschiedt langs en
zymatische weg met de enzymen
die tijdens het kiemen van de gerst
worden gevormd. Bij de moutanalyse
wordt er zodoende op gelet, dat ener
zijds het mout een hoog gehalte aan
oplosbare stoffen en anderzijds zoveel
mogelijk vergistbare substantie bevat.
In de proefmouterij wordt een werk
wijze gevolgd, die analoog is aan de
methode, die in de meeste mouterijen
wordt gebruikt. Allereerst wordt
door weken van de gerst in water
het vochtgehalte van 15 tot 45
verhoogd. Hiervoor zijn ongeveer
twee dagen nodig, waarbij het water
regelmatig wordt „afgelaten" om de
gerst niet te verstikken. Hierna volgt
enzymen zijn samengestelde organische
stoffen, die omzettingen bewerkstelli
gen, zoals bijvoorbeeld van zetmeel tot
suikers.