DE JUFFROUW EN DE RUIMTE HET WAS tamelijk laat in de middag. Met een ver bazingwekkende energie liep de juffrouw van de rond leiding haar zoveelste school klas-die-dag te gidsen op de tentoonstelling van een mo dern schilder. Er zat een duidelijke lijn in die ten toonstelling: naar het eind toe was er op de doeken steeds minder verf en steeds meer wit te zien. Door af en toe een vraagje kreeg de juffrouw het zo ver, dat de kinderen het zelf ontdekten. Maar bij het laatste schil derij kon ze zich niet meer inhouden: dit werd de ont knoping en ze móest het zelf zeggen. Het was een schilderij met aan de ran den schuchter wat verfstre- pen, en verder niets. „Kijk nu eens", riep ze, „hier kun je zien wat de schilder vóór had. Hij heeft ruimte willen uitbeelden". Het is mooi, als je aan het eind van een werkdag nog zo geestdriftig kunt zijn over de ontknoping. De juffrouw had gelijk. Het bijna lege schilderij gaf een gevoel van ruimte als je er naar keek. Dat gebeurt je wel vaker bij kunstwerken. En je hoort steeds meer uit leggers en rondleiders roe pen: „de kunstenaar heeft eigenlijk niet een stukje schoonheid willen maken, nee, hij heeft ruimte willen scheppen". Ik geloof vast en zeker, dat we zulke dingen zeggen, omdat het zo benauwd vol is om ons heen. Kunstwer ken hebben blijkbaar zóveel met hun eigen tijd te ma ken, dat je jezelf erin kunt herkennen. Toen in de vo rige eeuw de mensen in de knoop zaten met hun ge voel, zochten ze „gevoel" in de kunst. En toen, veel la ter, men op de hoogte raak te van het onderbewuste, en hoorde hoe onaardig we al tijd tegen dat onderbewuste waren geweest, was in de kunst het woord „expres sie" niet van de lucht: van je af penselen wat zich diep in je roert, zonder al te veel remmen van verstand en moraal. En nu we in ruimtenood zitten, gaan we van kunstwerken vragen, dat ze ruimte scheppen om ons heen. Soms zien we in een schil derij het dagelijkse leven op zö'n afstand, dat een soort vakantiegevoel je bevangt. En soms zie je de dagelijkse dingen in een kunstwerk van vlakbij; er wordt positie gekozen, we winden ons op. Het is geweldig dat zoiets kan: boos worden over een kunstwerk. Die twee kanten van de kunst vindt u terug in de programma's van Openbaar Kunstbezit. Het kijkplezier, vakantie van de dagelijkse zorgen. Kent u dat aanste kelijke portretje van een lachende jongen, geschilderd door Frans Hals, dat het Mauritshuis onlangs wist aan te kopen? Het staat op het programma voor 1969. Maar ook de andere kant. Kunst en techniek. En we willen een tv-serie wij den aan de vraag: wordt onze dagelijkse manier van kijken naar de dingen om ons heen misschien óók ge maakt door de kunst? Want het is niet waar, dat we gewoon maar zien „wat er is". We leren, van kind af aan, op een heel bepaal de manier kijken. We leren ook, bepaalde dingen niet te zien. En het zou kunnen zijn, dat de kunst te maken heeft met de manier, waar op we leren kijken. Overi gens, er staan ook heel an dere onderwerpen op het televisie-programma van Openbaar Kunstbezit: het Teylers Museum in Haar lem bijvoorbeeld, waar naast tekeningen van Mi chelangelo skeletten van voorhistorische dieren, elek triseermachines en een 31- toonsorgel zijn te vinden. En er komt een tv-serie over de prachtige collectie 19e-eeuwse tekeningen in museum Boymans-van Beu- ningen, Rotterdam. Elk jaar geeft Openbaar Kunstbezit zijn abonnees een museumkaart. Want het gaat er niet zozeer om, dat u veel van kunst weet, maar dat u vertrouwd raakt met de kunstwerken zelf. En een reproduktie mag nog zo goed zijn de zorg die Openbaar Kunstbezit daaraan besteedt is bekend ze kan het kunstwerk zelf niet vervangen. Die museumkaart gaf toegang tot ongeveer 70 Nederlandse musea. Daar komen in 1969 enkele tientallen Belgische musea bij, zodat de muse umkaart van Openbaar Kunstbezit dan goed zal zijn voor toegang, gratis of met reductie, tot meer dan 100 musea. Een ander nieuwtje: elke televisieserie van Openbaar Kunstbezit zal in 1969 wor den besloten met een uit zending in de trant van de cursus „doen en zien", die Christa van Santen geeft in het Gemeente-museum, Den Haag. De bedoeling is, dat men door zelf te dóen leert zien hoe een kunstenaar zijn werk heeft gedaan. Zo zal een groepje mensen voor de camera aan het werk gaan, en dan tegen het eind van de uitzending kijken naar een tekening, een schilderij of een beeld: „o ja, zó heeft-ie dat gedaan". Voor de kijkers belooft dat interessant te worden; uit zendingen waarin iets ge beurt kunnen rekenen op belangstelling. Het is eenvoudig om abon nee te worden van Open baar Kunstbezit: een giro van 13,75 op postreke ning 1665, Openbaar Kunst bezit, Amsterdam, is vol doende. In de loop van 1969 ontvangt elke abon nee 60 kleurenreprodukties, enkele afbeeldingen in zwartwit, toelichtende tek sten èn een fraaie linnen opbergband. Plus dan die „zware" museumkaart na tuurlijk. H. R. Blankesteijn LACHENDE JONGEN, VAN FRANS HALS. (Foto A. Dingjan) 16

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1968 | | pagina 18