vervult dan, als instelling, een func
tie die allerminst van belang ontbloot
is. Zeker, men kan bezwaren hebben
tegen een periode verder in het ver
leden en de achttiende eeuw een eeuw
noemen van verregaande decadentie,
waarin het tot de goede toon be
hoorde te pas en vooral te onpas
bacchanalen aan te richten, om rede
nen, desnoods, die men verzon. Maar
Brinton merkt op, dat men in die
zelfde eeuw de deugden vindt van
vriendelijkheid en hartelijkheid en
ware liefdadigheid, ook en vooral
daar, waar tot onderling contact ge-
inspireerd wordt.
SPRONGEN
Wie met sprongen van eeuwen terug
gaat, kan op zestiende- en zeven-
tiende-eeuwse toestanden wijzen, die
wederom niet in overeenstemming
zijn met normen van normaal sociaal
gedrag. „Aalwerige Arent, die trok
het eerste mes", zegt Brederode, als
hij een feest ten plattelande beschrijft.
En iets verder: „Symen nam de roos
ter, de bezem en de tang en wierp ze
Ebbert en Krelis voor de wang". Be
paald zachtzinnig ging het op dat
feest in Vinkeveen niet toe, dat kan
gezegd worden. Wil men er zich een
aanschouwelijke voorstelling van ma
ken, dan zijn er voldoende schilders
uit onze Gouden Eeuw, die met het
realisme, dat onze kunstenaars op het
hart gebakken schijnt, gedetailleerd
hebben weergegeven hoe het er alle
maal uitzag. Het toneeltje, dat Van
Ostade weergaf, laat ons een paar
bijna verdierlijkte mannenkoppen
zien, een waardin die zich wonderwel
schijnt thuis te voelen tussen bier en
gezang, en een koppeltje kinderen,
langs wie dit alles schijnt heen te
gaan. Pedagogen zullen bezwaar heb
ben tegen de aanwezigheid van kleine
kinderen bij een aantal ouderen, die
op hun manier levensgenieters zijn.
De zeventiende eeuw had nog niet
zoveel compassie met de tedere ziel
tjes, die bescherming nodig hadden.
De gezichtjes van de kleine wezen
tjes weerspiegelen dan ook een ken
nis van zaken, die hun leeftijd ver
te boven gaat. Dat alles doet niet
aangenaam aan, zal men zeggen. Dat
is natuurlijk zo, maar wederom: is
het allemaal wel zo erg? Zien we niet
veel meer de dingen, die we willen
zien? Vanuit een ander gezichtspunt
bekeken valt de vrolijkheid van het
geheel wellicht op en er zijn er zon
der twijfel, die veel meer de nadruk
leggen op de idyllische trek van het
tafereel. Nietwaar, de vrije zomer
middag onder het lommerrijke lover
en de speelman met de vrolijke deun
tjes, zelfs de hond komt erbij liggen.
Zodat tenslotte opnieuw de vraag
rijst: wat wenst men nu eigenlijk te
benadrukken?
HEIR-BERG
De herberg moet oorspronkelijk de
plaats geweest zijn, waar het heer, het
leger, geborgen kon zijn gedurende
de nacht. Vanuit die betekenis heeft
zich die van het nachtverblijf ont
wikkeld en er zijn taalkundigen ge-
vanaf de vroegste middeleeuwen be
staan hebben, niet in het minst, omdat
er de gehele middeleeuwen door bij
zonder veel reizigers geweest zijn. Er
waren de voorgangers van de huidige
vertegenwoordigers, de reizende koop
lieden, er waren overheidsdienaren
die, toen zoals nu, hun dienstreizen
maakten, er waren vooral ook veel
pelgrims. In bepaalde periodes zijn
er veel zwervende studenten geweest,
weest, die betoogd hebben, dat in de
loop van de tijd het element van het
nachtelijk verblijf is verdwenen, waar
door slechts de herberg overblijft als
plaats waar men drinkt en eventueel
een hapje eet. Daarmee zijn we dan
terechtgekomen bij de moderne vorm,
die wij allen kennen als het café.
Eigenlijk is er over de vroegste ge
schiedenis van de herberg in Neder
land weinig bekend. Toch moeten er
Tafereeltje voor een herberg, uit 1673
van Adriaen van Ostade.
trekkend van universiteit naar uni
versiteit en onderweg voorziend in
hun onderhoud door een flagrante
vorm van kwakzalverij, waarvan
Enklaar overigens zegt, dat die in
feite de enige vorm van geneeskunst
is geweest op het middeleeuwse Euro
pese platteland. Al deze mensen heb-
9