~De bange tens
ONZE KINDERTON
Jan Appelaar was een arme mars
kramer die met veel moeite zijn bo
terham verdiende door in de dorpjes
van het land Pommelije elastiek,
kammen en veiligheidsspelden te ver
kopen.
Op zekere dag liep hij over een smal
bergweggetje. Hij hoorde plotseling
een vreemd lawaai. Het klonk als het
kreunen van een mens, maar het ge
luid was veel sterker. Behoedzaam
sloop Jan Appelaar naar de plaats
waar het vandaan kwam. Hij zag
een groot hol in de bergwand en
daarvoor een muis die parmantig met
zijn pootjes zijn snorharen zat glad
te strijken. „Help Genade! Doe
me alstjeblieft niks klonk een
zware smekende stem uit het hol. De
muis zag de marskramer aankomen
en was opeens verdwenen.
Jan Appelaar verborg zich achter
een rotsblok, net op tijd, want daar
kwam een geweldige reus uit het hol
tevoorschijn, die angstig om zich heen
keek. Toen hij zag dat de muis weg
was, slaakte hij een zucht van ver
lichting. „Gelukkig, het gevaar is ge
weken!", zei hij. Met grote stappen
ging de reus er vandoor.
„Haha dat is wat moois!", lachte
Jan Appelaar. „Een reus die bang is
voor muizen!" Hij ging weer op weg
en kwam na een uurtje in het dorp
Wammeldam, waar hij zijn waren
wilde verkopen. Maar Wammel
dam was in rep en roer. Overal op
straat stonden de mensen in groepjes
met elkaar te praten. Ze keken boos
en verdrietig.
Toen Jan Appelaar vroeg wat er aan
de hand was, zei een van de mannen:
„Morgen is reus Hobbeldom weer
jarig. Hij komt op zijn verjaardag
altijd naar Wammeldam en dan wil
hij touwtrekken tegen de mannen uit
het dorp. Als hij wint, moet hij als
beloning al ons graan en al onze ka
zen hebben, zodat we dagenlang zon
der eten zitten. Hij heeft beloofd
nooit meer terug te komen als wij een
keer winnen, maar dat lukt toch
nooit, want die vervelende Hobbel-
dom is ontzettend sterk."
Jan Appelaar keek peinzend voor
zich uit. „Ik heb de reus vandaag
ontmoet. Misschien kan ik jullie wel
helpen", zei hij. De mensen geloof
den hem niet. Wat zou zo'n magere
marskramer nu tegen Hobbeldom
moeten beginnen?
De volgende ochtend om tien uur
dreunden de huizen in Wammeldam
van de zware voetstappen van reus
Hobbeldom, die met een boze glim
lach naar het marktplein liep. Hij
had een lang en dik stuk touw bij
zich. „Mannen van Wammeldam!",
dreunde zijn stem. „Ik ben vandaag
jarig en daarom gaan we weer touw
trekken. Probeer het maar van me te
winnen! Wanneer dat niet lukt, is al
jullie voedsel voor mij, hahaha!"
Met een stuk krijtrots trok hij een
lange streep over het marktplein.
Daarna pakten alle mannen van
Wammeldam mopperend het ene eind
van het touw beet en de reus het
andere. „Eén, tweedrie!" telde
Hobbeldom. De mannen trokken uit
alle macht, maar de reus was sterker.
Langzaam maar zeker sleepte hij de
mannen naar de witte streep.
Plotseling hoorde hij echter een stem
die riep: „Hobbeldom, kijk eens ach
ter je!" Het was Jan Appelaar, de
marskramer, die dit riep. De reus
keek om en op hetzelfde ogenblik
begonnen zijn knieën te trillen van
angst. Want daar, vlak achter hem,
zat een muis onbeweeglijk naar
hem te staren. Hij was zo bang, dat
hij vergat aan het touw te trekken.
Met een paar stevige rukken sjorden
de mannen hem over de witte streep.
„Hoera! We hebben gewonnen!", rie
pen ze. Hobbeldom luisterde niet
eens. Hij stond met wijdopen ogen
van schrik naar de muis te kijken.
„Bent u bang voor muizen?", vroeg
Jan Appelaar vriendelijk. „Een b.b.-
beetje klappertandde de reus.
„Dan mag u wel oppassen, want er
zijn er wel duizend in het dorp", zei
de marskramer. „Ww.w.wat? D.d.-
duizend! D.d.dan kom ik hier nooit
meer Hobbeldom draaide zich om
en liep weg, zo snel als zijn reuze
benen hem dragen konden. De men
sen uit het dorp juichten van blijd
schap. „Haha lachte Jan Appe
laar. „Hij heeft zich bang laten ma
ken door een speelgoedmuisje dat ik
achter hem had neergezet, haha!"
Die avond was er groot feest in Wam
meldam. Er werd muziek gemaakt
en lustig gedanst. De burgemeester
ging met zijn hoge hoed rond en voor
het geld dat hij ophaalde, kocht hij
voor Jan Appelaar een mooie winkel,
zodat deze nooit meer over de wegen
hoefde te zwerven.
Jim Keulemans
18