tysies ocoz cent Het was op een heel warme dag dat Bobbie met zijn vriendje Kees in de tuin speelde. „Phoe, wat heb ik het heet", zei Bobbie. „Nou", zei Kees, „ik wou dat ik honderd centen had, dan ging ik een heleboel ijs halen". „Ja, jammer dat mamma niet thuis is, anders kregen we vast wel een ijsje", zei Bobbie. „Maar wacht eens, ik weet wat, ik weet wat!" Bobbie sprong op en liep naar de keuken. „Wat ga je doen, wat weet je?" riep Kees en holde achter Bobbie aan. „We gaan zelf ijs maken, dat doet mamma ook wel eens. Gewoon limo nade in het bakje van de ijsblokjes." Bobbie trok de deur van de ijskast open en haalde er een fles limonade uit. De ijsblokjes die nog in het bakje zaten gooide hij in een schaal en vulde het bakje weer met limonade en een beetje water. Daarna zette hij het in de ijskast. „Zo, nu moeten we wel een poosje wachten, hoor, maar dan nemen we eerst een paar gewone ijsblokjes, ja?" Bobbie en Kees staken allebei een ijsblokje in hun mond en gingen de tuin weer in. Het duurde een hele poos voor hun ijsjes klaar waren, maar dat was niet zo heel erg. Intussen aten ze alle andere ijsblokjes op. Eindelijk waren de ijsjes klaar. Voor zichtig maakte Bobbie ze los uit het bakje. Toen Bobbie en Kees ieder twee ijsjes op hadden, zei Kees: „Ikke hoef niet meer. Ik zit zó vol!" „Ik ook", zei Bobbie, „wat doen we nu?" Allebei gingen ze op een stoel zitten denken. „Weet je wat?", zei Kees ineens, „we gaan ijscomannetje spelen. De andere kin deren hier in de buurt willen vast wel een ijsje. Dan moeten ze een cent be talen." Bobbie sprong op. „Ja, dat doen we. Ik ga de kinderen roepen." Weg was Bobbie, de straat op. „Ijs jes te koop, ijsjes voor een cent!", riep hij. Er kwamen een paar kinde ren aangehold. „Verkoop jij ijsjes? Waar heb je die dan? En kosten ze maar één cent? Dat zijn zeker erg rare ijsjes?", zei een van de kinderen. „Nietes, het zijn juist erg lekkere ijsjes. We hebben ze zelf gemaakt. Een cent moet je betalen", zei Bob bie. De kinderen holden gauw naar huis om centen te halen. Bobbie ging ook weer naar huis. Even later kwa men de kinderen in de tuin. Kees ging met de ijsjes naar buiten. „O", riepen de kinderen, ,,'t zijn gekleurde ijsblokjes!" „Ja", zei Bobbie, „en ze zijn heel erg lekker. De centen moet je aan mij geven, dan krijg je van Kees een ijsje." Bobbie kreeg de cen ten. De kinderen drongen om Kees heen om een ijsje te pakken. „Hè, ze zijn toch erg lekker, hoor!", zei een van de kinderen al likkend. „Ik heb er nog een over. Wie heeft er nog een cent?", vroeg Kees toen alle kinderen een ijsje hadden. Nie mand had nog een cent. „Weet je wat, dan bewaren we die voor mijn moeder", zei Bobbie. Na een poosje waren alle kinderen weer weg. Toen duurde het ook niet lang meer of Bobbie's moeder kwam thuis. „Dag jongens, wat hebben jullie gedaan vanmiddag?", vroeg moeder. „Wij waren ijscomannen, mam, en we heb ben tien centen verdiend", zei Bob bie. „Jullie ijscomannen? Hoe kan dat nou?", zei moeder verbaasd. „Gaat u maar zitten en even ogen dicht", zei Bobbie. Moeder deed dit en Bobbie pakte uit de ijskast het ijsje dat nog over was. „Alstublieft, ogen weer open", zei Bobbie. „Zo", zei moeder, „heb je met de ijskas i zitten knoeien?" „Niet geknoeid, mam, maar het is zo vreselijk warm en we hadden zo'n trek in een ijsje!" „Ja, dat zal wel", zei moeder. „Nou, 't ijsje is lekker, hoor. Jij moet maar ijscoman worden als je groot bent." „O ja, dat worden we ook, hè Kees?" Kees knikte. „Goed", zei moeder, „maar vóór die tijd maak jij geen ijs meer, hoor! Anders mag je geen ijscoman worden." „Eh ja mam, maar maakt ze dan toch wel?" Moeder lachte. „Ja, deugniet, maar ga nu nog maar even spelen." Leny 20

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1967 | | pagina 22