maar gauw naar de dierentuin. Ik
heb een goed plannetje."
In de dierentuin gingen ze regel
recht naar het hertenpark. „Kijk",
zei de burgemeester, „daar staan
twee prachtige herten die wel wat
op uw rendieren lijken. En ziet u
daar die grote slee waar ze een
bloemenbak van gemaakt hebben?"
De Kerstman begreep onmiddel
lijk wat de burgemeester van plan
was. Hij maakte een praatje met
de twee herten en deze zeiden dat
ze hem best in de slee wilden voort
trekken. De tuinman van de die
rentuin haalde intussen de bloe
men uit de slee en maakte hem
goed schoon.
„Maar dat is waar ook", zei de
burgemeester plotseling. „Er ligt
geen sneeuw. De slee kan dus niet
glijden. Hoe doet u dat anders al
tijd, meneer de Kerstman?"
„Mijn slee is een wonderslee. Die
glijdt altijd", antwoordde de Kerst
man. „Met deze zal het wel niet
gaan!" Hij trok somber aan zijn
mooie grijze baard.
Gelukkig wist de tuinman raad
„Wacht maar even heren", riep
hij. „Ik timmer er een paar wiel
tjes onder. Dat is zo gebeurd."
En ja hoor, een kwartiertje later
konden de Kerstman en de burge
meester al instappen. De twee her
ten waren keurig voor de slee op
wieltjes gespannen en zo reden
ze door de straten van de stad. En
zie! Nu juichten alle kinderen:
„Lang leve de Kerstman! Hoera!"
Elet Kerstmannetje wilde vriende
lijk naar hen wuiven, maar owee,
dat kon hij niet. De twee herten
waren zo bang van al dat lawaai
dat ze begonnen te steigeren. De
Kerstman moest met twee handen
de teugels stevig vast houden. En
het werd nog erger toen er een
eindje verder een muziekkorps be
gon te spelen. Daar schrokken de
herten toch wel zo ontzettend van,
dat ze het holderdebolder op een
lopen zetten, de slee met het Kerst
mannetje en de burgemeester ach
ter zich aantrekkend. Zij renden
regelrecht terug naar de dieren
tuin.
„Ha!" riepen de apen blij, „het
Kerstmannetje komt ook bij óns!"
Maar dat hoorde de Kerstman niet
eens. In zijn baard parelden grote
tranen van verdriet. Hij stapte met
de burgemeester in de rode auto,
reed terug naar het burgemeesters
huis en ging meteen bedroefd naar
bed.
Die nacht begon het te sneeuwen.
Op alle daken en straten van
Wammeldam kwam een dik pak
sneeuw te liggen. De volgende
ochtend werd het Kerstmannetje
wakker door het vrolijk klingelen
van belletjes. „Hé mompel
de hij, „het lijkt wel Hij liep
vlug naar het raam en ja hoor, be
neden voor de deur stonden zijn
rendieren met de echte kerstslee
„Nee maar, hoe komen jullie
hier?" De rendieren vertelden een
beetje verlegen dat zij het aan de
Noordpool niet hadden kunnen
uithouden nu het Kerstmis werd.
Daarom waren zij de Kerstman
nagereisd. Kregen zij nu straf?
„Natuurlijk niet, lieve dieren", zei
de Kerstman blij „Ik vind het veel
te fijn dat jullie er zijn." Hij kleed
de zich vlug aan en nog geen uur
tje later maakte hij samen met de
burgemeester opnieuw een rond
rit door de straten van Wammel
dam. Maar nu in de echte slee en
met de echte rendieren over echte
sneeuw. En toen de kinderen de
belletjes hoorden rinkelen, kwa
men zij van alle kanten aanhollen.
Nog nooit hebben zij zó hard ge
juicht als toen. De Kerstman be
sloot dan ook, dat hij voortaan
nooit meer in een auto, maar altijd
met de slee naar Wammeldam zou
komen.
Jim Keulemans