B. SNOEK
25-jarig jubileum
De dag, waarop de heer B. Snoek van onze Rotter
damse brouwerij zijn zilveren jubileum vierde, vrijdag
7 mei jl., was niet de officiële datum van zijn indienst
treding 25 jaar geleden. De heer Snoek zal de dag,
waarop hij in onze dienst trad, donderdag 9 mei 1940,
niet licht vergeten. Hij was toen nog maar net 18 jaar
en het zou niet lang meer duren eer hij onder de wapenen
moest komen. Het valt dan ook wel te begrijpen dat hij
daarom bij de meeste bazen, bij wie hij aanklopte om
werk, geen gehoor vond. Anders was het bij Heineken.
En zo begon de heer Snoek op 9 mei 1940 zijn eerste
werkzaamheden op de Rotterdamse brouwerij, in de
bottelarij. Nu wilde het geval, dat hij van zijn (jonge)
leven nog geen glas bier had gedronken. Het ene
flesje dat hij die eerste dag kreeg èn wellicht de blijd
schap om zijn pas verworven betrekking, waren er de
oorzaak van dat hij die dag meer zwevend dan lopend
huiswaarts keerde. De volgende dag was het oorlog
Met een korte onderbreking is de heer Snoek tot 1947
in de bottelarij werkzaam geweest. Daarna kwam hij in
de mouterij. Toen deze in 1962 werd opgeheven, ging
hij over naar de ziederij, waar hij thans als brouwer
een belangrijk aandeel heeft in het bereidingsproces
van ons bier.
Deze en andere bijzonderheden uit de loopbaan van de
jubilaris kwamen ter sprake tijdens de ontvangst bij
de bedrijfsleiding. Mede namens de directie dankte de
bedrijfsleider, ir. Van Rossem, de jubilaris voor hetgeen
deze in de afgelopen jaren in het belang van de brou
werij heeft gedaan en speldde hem het bij dit jubileum
behorende embleem op.
In Hollandia was het de heer Mollenbrok, die namens
de collega's en namens het jubileumfonds een korte toe
spraak hield. De heer Mollenbrok liet nog eens in het
kort de loopbaan van de jubilaris de revue passeren en
dankte hem tenslotte voor de plezierige wijze waarop
Op 7 mei jl. herdacht de heer B. Snoek, brouwer te Rotterdam, het
feit dat hij 25 jaar geleden, op 9 mei 1940, in onze dienst trad.
zij als collega's hadden samengewerkt en nog samen-
werken. Namens het jubileumfonds overhandigde de
heer Mollenbrok daarna het geschenk, een envelop met
inhoud. Mevrouw Snoek tenslotte mocht een fraaie
fruitschaal in ontvangst nemen. Vele collega's en be
kenden maakten vervolgens gebruik van de gelegenheid
om de jubilaris geluk te wensen, waarna men nog ge
ruime tijd in feestelijke stemming bijeenbleef.
was bijna nooit hetzelfde. Het bijhouden van de beno
digde gegevens vereiste destijds dan ook een grote mate
van nauwkeurigheid. Daarna kwam de heer Spruyt op
de afdeling expeditie zelf te zitten, waar hij de stads-
bestelling en alles wat daaraan vastzat, onder zijn hoede
kreeg. Vervolgens werd hij expeditiekassier, een functie
die hij, samen met de heer Sutter, nog steeds vervult.
De heer Kamphorst belichtte eveneens de persoon van
de jubilaris die, zoals hij zei, „rustig zijn gang gaat en
zijn werk goed doet". Als bewijs van het laatste
noemde de heer Kamphorst onder andere, dat er in de
kas van de jubilaris nooit verschillen waren geconsta
teerd, hoogstens éénmaal, toen het een „voordelig" ver
schil bleek te zijn.
De dank voor alles wat de jubilaris in die veertig jaar
op zo uitstekende wijze voor Heineken heeft gedaan,
werd extra onderstreept door het opspelden van het
zoals de heer Kamphorst het beschreef ereteken
voor zoveel jaren trouwe dienst en het overhandigen
van de envelop met inhoud.
De tweede spreker, de heer Niemantsverdriet, begon
met te zeggen, dat het een goede gewoonte is dat bij een
jubileum de „jarige" zekere wensen mag uiten. Aan de
wens van de jubilaris om het geheel niet al te officieel
te doen zijn, was tegemoetgekomen, „maar", aldus de
heer Niemantsverdriet, „we kunnen dit jubileum niet
zonder meer voorbij laten gaan". Spreker liet er ver
volgens geen twijfel aan bestaan dat dit laatste inder
daad niet het geval was en dat het er evenmin al te
officieel zou toegaan.
De jubilaris en de aanwezigen beleefden veel plezier aan
de geestige woord- en toespelingen, waarmee de heer
Niemantsverdriet zijn toespraak doorspekte. Aan het
eind daarvan uitte de hoofdkassier de hoop, dat de
jubilaris de laatste vijf jaar van zijn dienstverband in
goede gezondheid mag doorbrengen. Ook de heer Nie
mantsverdriet overhandigde een envelop met inhoud,
bestaande uit bijdragen van het personeel. „Als ik naar
de inhoud hiervan kijk", zo besloot hij, „dan moet u
in brede kring bekendheid en waardering genieten".
Na het dankwoord van de jubilaris bleef men nog ge
ruime tijd in raadskelderstemming bijeen.
13