A.anqe yetez
Een boerin uit het dorpje Knokkel-
dam had een zoontje van twee jaar
dat Peter heette. Zij was erg trots op
het ventje en wilde graag dat het
later een grote en sterke man zou
worden. Daarom ging zij op zekere
dag op reis naar de bergen waar de
reuzen wonen. Zij nam Petertje mee.
Na vier dagen te hebben gelopen,
kwam zij eindelijk bij het reuzenhol.
Hoewel ze erg bang was, stapte ze
toch naar binnen. Daar zaten rondom
een groot vuur een reuzenvader, een
reuzenmoeder en drie reuzenkinderen.
„Wat zie ik?" riep de vader. „Een
mens die ons komt opzoeken, dat is
nog eens aardig! Meestal lopen de
mensen hard voor ons weg. Gaat u
zitten mevrouw, en eet een hapje
mee." De boerin kreeg een boterham
die zó dik was, dat ze er nauwelijks
over heen kon kijken. Toen ze er
beleefd een paar hapjes van gegeten
had, vertelde ze waarvoor ze gekomen
was. „Ik zou zo graag willen dat mijn
zoontje Peter een grote en sterke man
wordt. Kunt u, edele reuzen, me aan
een middeltje helpen om hem flink te
doen groeien?"
„Natuurlijk!" riep de reuzin. Ze ging
naar een hoek van het hol en kwam
even later terug met een apothekers
flesje dat zowat even groot was als de
boerin zelf. Zij goot een paar reuzen-
druppels op een reusachtige theelepel
en zei: „Geef hem dit maar, goede
vrouw." De boerin haalde een kroesje
uit haar tas, schepte het vol met de
wonderdrank en liet het Petertje op
drinken. Nadat ze de reuzenfamilie
hartelijk bedankt had, ging ze terug
naar haar dorp.
De drank hielp inderdaad goed.
Petertje groeide als kool. Hij werd
veel groter dan de andere jongens van
zijn leeftijd. Toen hij naar school
moest, kon hij niet eens in een bank
zitten. Hij kreeg een stevige kruk,
vóórin de klas. De andere school
jongens waren bang van Peter omdat
hij zo vreselijk sterk was. Als Peter
bij het krijgertje spelen een van zijn
vriendjes een tikje gaf, had die arme
jongen drie dagen later nog pijn in
zijn schouder. Op het laatst mocht
Peter aan geen enkel spelletje meer
meedoen.
En Peter groeide maar door Hij
werd te groot voor zijn bed, ja, zelfs
te groot voor zijn kamertje. Hij moest
voortaan in de schuur slapen, waar
zijn vader tien bedden dwars naast
elkaar had gezet. Daar kon hij
precies op liggen. En eten dat hij
deed! Wel twintigmaal zoveel als een
gewone jongen. Zijn moeder moest
zijn kleren zelf maken, want geen
enkele winkel verkocht ze zo groot.
Toen Peter van school afkwam, wist
niemand wat hij nu moest gaan doen.
Op de boerderij helpen ging niet,
want de koeien liepen bang loeiend
voor hem weg als hij ze wilde melken,
en hij was zó groot, dat hij niet meer
recht overeind in de schuren kon
staan. Op zijn twintigste verjaardag
kwam de reuzin uit de bergen op
visite. Zij bracht een prachtig reuzen-
polshorloge voor hem mee; het liep
altijd gelijk en het hoefde nooit op
gewonden te worden. Peter was er
erg blij mee.
Op zekere avond kreeg de burge
meester van Knokkeldam bezoek van
de burgemeester van Wimpelburg.
Deze laatste klaagde over de moeilijk
heden in zijn dorp. „Onze oude kerk
klok loopt nooit gelijk", zei hij treurig.
„De ene keer loopt zij vóór, de andere
keer achter. Daardoor is iedereen in
het dorp steeds in de war. En het is
ontzettend moeilijk de klok gelijk te
zetten, want dat moet aan de buiten
kant gebeuren. Tja, tja, het is me
wat!"
De burgemeester van Knokkeldam
veerde uit zijn stoel overeind. „Ik
weet een oplossing", riep hij. „Vraag
of onze Peter bij jullie in het dorp
komt. Hij is zó groot, dat hij makke
lijk bij de wijzers van de kerkklok
kan en hij heeft een horloge dat altijd
goed loopt, zodat hij de klok steeds
gelijk kan zetten."
Zo gezegd, zo gedaan. Peter ging
voortaan in Wimpelburg wonen en
zorgde ervoor, dat de torenklok gelijk
liep. Hij kreeg een goed loon, was erg
blij met zijn werk en vond het hele
maal niet vervelend meer dat hij zo
lang was. De bewoners van Wimpel
burg waren ook tevreden, want zij
wisten voortaan altijd precies hoe
laat het was.
Jim Keulemans