~H.oe kei eekkcezntje een bijnaam In het grootste bos van het land woont een eekhoorntje dat Ezelsoor tje heet. „Hoe komt hij aan zo'n vreemde naam?" zullen jullie vragen. Dat zal ik je vertellen. Het eekhoorntje was altijd erg jaloers op de konijntjes uit het bos, omdat deze zulke lange oren hadden. „Ik zou graag net zulke mooie oren wil len hebben", zei hij vaak. Maar ja, hoe moest hij daar aan komen? Op een ochtend was hij heel ver het bos ingegaan. Opeens kwam hij in een boom met mooie lange bladeren. Het leken wel konijneoren. „Hé, ik weet wat!" riep de eekhoorn. Hij plukte twee van de langste bladeren af en plakte die met een beetje hars stevig op zijn kopje. „Zo!" riep hij blij, „nu heb ik ook mooie lange oren!" Die middag was er op een open plek in het bos een grote vergadering van alle dieren. De eekhoorn ging meteen op weg. Dat was een mooie gelegen heid om zijn nieuwe oren te laten bewonderen. Maar hij kwam veel te vroeg op de open plek aan. Er was nog niemand. „Weet je wat", dacht hij, „ik ga even een dutje doen." Hij zocht een mooi zacht plaatsje in het gras en viel al spoedig in slaap. Kijk, daar kwamen, hup hup, met grote sprongen twee konijntjes aan. „O, we zijn nog veel te vroeg!" riep de één. „Dat geeft niet", antwoordde zijn vriendje. „We gaan eerst een lekker hapje eten. Kijk daar eens twee malse blaadjes boven het gras uitsteken. Die zullen wel goed sma ken!" De twee konijntjes begonnen naar hartelust te knabbelen. Maar plotseling zagen ze dat de blaadjes aan het kopje van de slapende eek hoorn vastzaten. Tja, het was al te laat! Zij hadden het grootste deel opgepeuzeld. Toen de eekhoorn wakker werd, was de open plek in het bos vol met die ren. Hij stond op en liep er trots heen. Wat zouden ze bewonderend kijken! Maar toen de dieren hem zagen, begonnen ze te lachen. „Hihi- hi! Wat zie jij er gek uit!" riepen ze. „Je hebt gekartelde oren Hihihi!" Onze arme eekhoorn begreep er niets van. Een ekster kreeg medelijden met hem. Hij haalde uit zijn nest een spiegeltje en liet de eekhoorn daarin kijken. Boos trok deze de overge bleven stukjes boomblad van zijn kopje af. „Als je zo graag lange oren wilt hebben, moet je naar de dwerg Pom peiwangetje gaan. Die kan toveren", zei de ekster. Nu, dat liet de eek hoorn zich geen tweemaal zeggen. Hij vroeg de weg en ging meteen op pad. Pompeiwangetje woonde in een holle wilgeboom. „Zozo", zei hij, „wil jij zo graag lange oren hebben? Wel wel, dat kan. Voor honderd beu- kenootjes geef ik je de langste oren die er bestaan. Doe je ogen maar dicht. Holliebollieboren, jij hebt lange oren!" De eekhoorn mocht in een spiegel kijken en zag dat hij nu ezelsoren had. „Dank u wel, meneer Pompei wangetje!" riep hij blij. „Hier zijn de honderd beukencotjes." Trots ging hij het bos in. Maar ach, de dieren die hem zagen, konden haast niet bijkomen van het lachen. „Hihi- hahaho!", schaterden ze. „De eek hoorn heeft ezelsoren! O, we hebben pijn in ons buik van het lachen, hiho- hihoha!" Er gebeurde nog iets veel ergers. Door het bos liep een man die de eekhoorn zag en hem achterna kwam. De eek hoorn vluchtte, maar met zijn grote oren kon hij niet zo goed wegkomen. Hij sprong mis en viel precies voor de voeten van de man. Deze nam hem mee, zette hem thuis in een hokje en hing op zijn voordeur een groot bord. Daar stond op: KOMT DAT ZIEN! EEN EEKHOORN MET EZELSOREN. TOEGANG 50 CENT. Dag en nacht zat de arme eekhoorn opgesloten. Overdag kwamen er steeds mensen naar hem kijken. Ach, wat was hij verdrietig! Maar op zekere nacht, wie stond daar plot seling voor zijn hokje? De dwerg Pompei wangetje! Hij zaagde de tra lies door, toverde de ezelsoren weg en nam de eekhoorn mee terug naar het bos. En dat allemaal voor slechts 200 beukenootjes! De eekhoorn was heel gelukkig. Hij werd niet meer uitgelachen en was voortaan erg tevreden met zijn eigen kleine oortjes. Maar in het bos bleef iedereen hem voortaan Ezelsoortje noemen. ]im Keulemans 30

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1965 | | pagina 32