GECOMPLICEERD BEDRIJFSONGEVAL EEN BRIEF DIE VOOR ZICHZELF SPREEKT Geregeld ontvangen wij reacties uit het Rotterdamse publiek, dat, zoals u weet, nog steeds in groten getale een beroep komt doen op het heerlijke Heineken water van de brouwerij in de Maasstad. Een van die reacties was een brief (met twee foto's) van de heer J. L. R. de Keijzer. Wij lazen: Mijne Heren, Ik behoor tot de vele burgers van Rotterdam die enkele malen per week, gewapend met jerrycans, emmers, theepotten of andere vaatwerken, uw bedrijf bestormen om enkele minuten later uw poorten te verlaten in het bezit van een kostelijk geschenk DRINKBAAR WATER. Velen zullen het gevoel van dankbaarheid daarvoor onuitgesproken met zich meedragen, doch menigeen zal die dank ook eens willen uitspreken. Zo ook ik. Toen we kort voor de vakantie weer eens bij u langskwamen en ik toevallig mijn camera in de wagen had, heb ik, teneinde aan buitenlandse vrienden het verhaal van onze waternood te kunnen illustreren met het u zo bekende beeld van waterzeulende Rotterdammers, even gauw twee plaatjes geschoten. Ze zijn niet fraai geworden, maar ik stuur ze u toch, tezamen met onze hartelijke dank voor deze bijzondere Heineken lafenis, waarvan wij zo vaak profiteren. Hoogachtend, L. R. de Keijzer Van mevrouw A. Dirne-van der Borght uit Uden ontvingen wij de volgende, spontane ontboezeming. Wij zijn heel gezellig Naar de film toe geweest En genoten van uw reclame Nog wel het allermeest. Mijn man zei: „Als je 't geloven zoudt Werd ik hedenavond nog maanastronaut". Want 't was er zo warm O, wat hadden we 't heet. Toen zei hij: „Maar één ding Is zeker dat ik weet, Voordat we straks na de film Weer naar huis toe gaan, Vallen we eerst op een Heerlijk glas Heineken aan!" In een Engelse krant werd onlangs een merkwaardige brief van een metselaar aan zijn patroon geplaatst. Geachte Heer, Onlangs bemerkte ik, dat door de orkaan helaas enkele stenen aan de bovenzijde van het in aanbouw zijnde gebouw losgeraakt waren. Ik heb toen een balk met een katrol eraan boven op het gebouw vast gemaakt en daarmee, geholpen door enkele collega's, een vat vol stenen opgehesen. Toen ik met de reparatie klaar was, waren er vrij veel stenen over. Ik heb toen het vat weer om hoog gehesen en het touw beneden vastgemaakt. Toen ben ik naar boven gegaan en heb de stenen die over waren in het vat gedaan. Daarna ben ik teruggegaan naar beneden en heb het touw losgemaakt. Helaas was het vat met stenen zwaarder dan ik. Voordat ik wist wat mij overkwam, begon het vat te dalen en werd ik omhoog getrokken. Ik besloot mij vast te houden. Halverwege ont moette ik het vat, waarvan ik bij het passeren een harde slag tegen mijn schouder kreeg. Ik werd verder om hoog getrokken tot ik met mijn hoofd tegen de balk sloeg en mijn vingers bekneld raakten tussen de katrol en het touw. Toen het vat de grond had geraakt, was de bodem gebarsten en waren alle stenen er uitgevallen. Ik was nu zwaarder dan het vat, waar door ik met grote snelheid begon te dalen. Halverwege ontmoette ik het vat en kreeg in het voorbijgaan een harde slag tegen mijn schenen. Toen ik beneden was, kwam ik op de stenen terecht. Ik moet toen mijn tegenwoor digheid van geest verloren hebben, want ik heb het touw losgelaten. Het vat kwam daarop terug naar beneden en viel met een harde klap op mijn hoofd. Ik lig nu in het ziekenhuis en heb de eer u te verzoeken, mij zieken verlof toe te staan. (Overgenomen uit Ahoy, Orgaan van de ge- meentelijke school voor werkende jongens n

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1964 | | pagina 13