In heï noorden ligt de Mont Pelée, een nog werkzame vulkaan, waarvan een Creools liedje (La montagne est verte) zegt, dat zolang de berg groen is, hij ook rustig is. 's Avonds trekt de door zon, rum en piment verhitte menigte weer op huis aan en het is dan wel zo veilig om van de weg af te blijven. Achter elkaar en vaak naast elkaar op de weg voortjagende auto's, links en rechts van de weg racende scooters en bromfietsen en afgeladen open autobussen, waarvan de inzittenden de buitenkant als tam-tam gebruiken en de chauffeurs op het ritme van het geroffel en gezang de voet op het gaspedaal op en neer bewegen. Langs de Caraïbische kustweg komt men tenslotte in Fort-de-France, dat na de verwoesting van Saint Pierre de hoofdstad van Martinique is geworden. De stad, gelegen aan een brede diepe baai en met de mooiste en diepste natuurlijke haven van het Caraïbische gebied, is met haar 80.000 inwoners een bijzonder leven dige plaats. Ontelbare winkels en winkeltjes, veelal zonder etalages en open naar de straat, maar ook de laatste tijd meer en meer grote zaken en zelfbedienings winkels, banken en etagebouw. Nauwe straten met veel te veel auto's, waar het parkeerprobleem hopeloos is, zonder dat de mensen zelf er overigens wanhopig van worden. Wel worden zij luidruchtig met de claxon als er weer eens een van de vele opstoppingen is, doordat een autobestuurder een vriend of vriendin ziet lopen, stept en van achter het stuur een heel gesprek begint. In het zuiden loopt de weg afwisselend vlak langs het strand of slingert zich hoog over de heuvels met rechts in de diepte de zee. Opvallend is dat men van de geparkeerde auto's rustig de raampjes open laat, met allerlei zaken als tassen, dozen en boodschappen open en bloot op de banken, zonder dat er ooit iets gestolen wordt. Uitziend over en hoog boven de baai ligt het Fort Saint Louis, vroeger het Fort Royal, van waaruit Martinique en dan speciaal het gouverneurspaleis verdedigd werd tegen aanvallers uit zee. (Nu herbergt dit fort een klein museum, een dierentuin en de officiersmess.) Zo verscheen op de 17e juli 1674 admiraal De Ruyter met 45 schepen voor Fort Royal. Toen de batterijen van het Fort hem weerhielden van een aanval uit zee, zette hij 3000 man aan land om het van deze kant te proberen. Het door slechts 158 man verdedigde, over land nage noeg ontoegankelijke fort sloeg de Nederlandse matrozen terug. 600 doden moesten door De Ruyter worden ach tergelaten, waaronder Engel de Ruyter, de graaf van Stirum, die zijn benoeming tot gouverneur van Marti nique in zijn zak had. De onofficiële lezing luidt, dat de bezetting van het fort vele vaten rum naar buiten had gerold waaraan de Hollanders zich "s nachts hadden bedronken, zodat 's morgens bij de aanval de meesten niet meer op hun benen konden staan. De agent van Heineken, tevens rumdistilleerder, pretendeert dat het zijn rum geweest is. Na De Ruyter hebben de Engelsen het nog enkele keren geprobeerd, met even weinig succes. Ronddwalend door de stad krijgt men een indruk van de grote verscheidenheid van ras en kleur van de Mar- tinikijnse bevolking. Tussen zuiver blank enerzijds en zuiver neger en koeli anderzijds, ziet men alle mengverhoudingen, vaak, vooral bij de vrouwen, zijn die mengsels uiterlijk bijzonder goed geslaagd. Van de oorspronkelijke bewoners van Martinique, de Caraïben, die hier werden aangetroffen door Columbus, toen deze in 1493 het toen Madiana of Madinina geheten eiland ontdekte, vindt men geen spoor terug. Bij de blanken kan men, moet men onderscheid maken tussen de Métropolitains, Fransen uit Frankrijk afkom stig en op Martinique werkzaam als arts, leraar, employé, gendarme of kleine zelfstandige en de reeds eerder genoemde Békés. Er bestaan geen rasvooroordelen en discriminatie en van enige animositeit tussen de verschillende bevolkings groepen is geen sprake. Heel veel geld wordt uitgegeven aan kleding, bijna iedereen, vooral de vrouwen en de kinderen, loopt er voortreffelijk gekleed bij, soms iets overdreven, het klimaat in aanmerking genomen. De oude Martinikijnse klederdracht wordt alleen nog door oude vrouwen ge dragen. Bijzonder schoon is men ook op zichzelf, zowel de kleren als het eigen lichaam worden vaak en veel ge wassen; de mensen lopen graag en veel naar de dokter (waarvan er hier een respectabel aantal is), want men voelt zich gauw ziek. Gelukkig dat het doktershonora rium door iedereen na het consult direct moet worden voldaan, terwijl men achteraf een gedeelte van de kosten (2530 kan terugvorderen van de Sécurité Social. Anders zou het kunnen gebeuren dat de werk gevers 's morgens zonder werknemers zouden zitten. 18

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1963 | | pagina 20