Hier dorre, met doornig struikgewas begroeide, steile
heuvels, grijs en bruin door de droogte, want veel van
de regen wordt tegengehouden door de bergen in het
binnenland. De weg loopt afwisselend vlak langs het
strand onder sterk overhellende rotsen door, door arme
lijke dorpjes, waarvan de bewoners wat visvangst be
drijven, of slingert zich hoog over de heuvels met rechts
in de diepte de zee.
De stranden zijn hier prachtig en ongevaarlijk. Grijs
zwart in het noorden door het vulkanische zand tot
helwit in het zuiden, tot enkele meters vanaf de zee
begroeid met bomen en cocospalmen, bespoeld door
kristalhelder lauwwarm water, zijn dit paradijselijke
plekjes om uren door te brengen, alleen met zon, zee,
wind en zand.
Kilometers kan men over het strand lopen zonder een
mens te ontmoeten, alleen krabben, zeeëgels, kleine kleu
rige visjes in de poelen water op de rotsen en vele
soorten, vaak mooie grote schelpen.
Twee keer per jaar, op Paas- en Pinkstermaandag, zijn
deze stranden onherkenbaar; lijf aan lijf viert dan de
gehele gekleurde bevolking van het eiland hier hun Paas-
en Pinksterfeest.
Weken van te voren is men al begonnen krabben te
vangen, die, onder water in vaten en blikken, bij huis
bewaard worden tot de grote dag.
Op het strand worden dan deze krabben op houtvuren
gekookt met rijst en veel piment en vervolgens, begeleid
door talrijke „p'tit punch", verorberd.
Men luiert, men zwemt, men vermaakt zich met hane-
gevechten, slang-mongouste gevechten, dobbelen of met
een inheems soort worstelen, waarbij twee mannen zich
door obsederend getrommel, gezang en handgeklap laten
opzwepen tot vele schijnaanvallen tot het gevecht met
een plotselinge krachtsexplosie is afgelopen.
Uit de omstanders komt dan iemand de plaats van de
verslagene innemen en het gevecht begint opnieuw; de
toeschouwers sluiten weddenschappen af op de afloop.
van vrijwel de gehele bevolking werk vindt in de suiker-
of in de bananencultures.
Enkele ananasplantages met een bijbehorende inblikkerij,
onderbreken soms even de regelmaat van riet en palm.
Al deze cultures, fabrieken en distilleerderijen zijn
eigendom van enkele oude, blanke Martinikijnse families,
afstammelingen van tijdens de Franse revolutie gevluch
te, min of meer adellijke Franse families.
Zeldzaam zijn de ondernemingen op het eiland waarin
deze Békés, zoals ze genoemd worden, geen zeggenschap
hebben. De bezittingen kunnen soms wel 3000 hectare
omvatten terwijl zo'n familie dan enkele suikerfabrieken
en distilleerderijen bezit.
Van de suiker wordt het grootste gedeelte tegen gesub
sidieerde prijzen door Frankrijk afgenomen. Verder
wordt 90 van de rumproduktie eveneens naar Frank
rijk uitgevoerd. Veel van de uitgevoerde rum is niet van
de beste kwaliteit, het is grotendeels „rhum industriel"
die bereid wordt uit de melasse, een bijprodukt van de
suikerfabrieken. De zg. oude rum (donkerbruin) is dan
veelal gecaramelliseerde blanke rum, het destillatie-
produkt. De fijne rum of „rhum agricole" wordt bereid
uit suikerrietsap; de oude rum is dan de gedurende 68
jaar in eikehouten fusten gerijpte blanke rum.
De rhum agricole wordt voor het grootste deel op het
eiland zelf opgedronken, de consumptie bedraagt onge
veer 18 liter per jaar per hoofd van de bevolking. Het
drinken van enkele „p'tit punch" (een halve vinger
breedte suikerstroop, drie vingerbreedten rum en enkele
druppels citroensap) voor elke maaltijd is voor de meeste
Martinikijnen gewoonte.
Rijdend op de mooie kustweg heeft men tot in het
zuiden de prachtige, rotsachtige, vaak gevaarlijke stran
den van de Atlantische oceaan links van zich, rechts
strekken zich de cultures uit tot aan de bergen in het
binnenland.
Hoe groot is het verschil, als men bij de Mont Pelée in
plaats van naar het oosten naar het westen gaat en langs
de Caraïbische kustweg terugkeert naar het zuiden.
17