G. H. Spek als vingervlugge goochelaar „Enrico"
DIT IS ZIJN HOBBY (5)
Wie aan de weg timmert, heeft veel bekijks. Wie
goochelt heeft extra veel bekijks. Hij staat voor een
publiek, dat zich immer weer voorneemt de goochelaar
nu eens bijzonder nauwlettend op de vingers te kijken
om dan toch telkens weer bij de neus genomen te wor
den. Overigens zonder het de goochelaar kwalijk te
nemen. Integendeel, men bewondert hem om de wijze
waarop hij, dikwijls met grote virtuositeit, zijn trucs
voor het voetlicht brengt met een snelheid, een achteloos
heid en een vanzelfsprekendheid alsof hij figuurlijk
gesproken zijn hand er niet voor omdraait.
Vergis u echter niet. Vóór het zover is en de goochelaar
u in de ban beeft van zijn aan toverkunst grenzende
toeren, heeft diezelfde goochelaar vele, vele malen zijn
hand er voor omgedraaid. Om te oefenen, namelijk.
Want hier in het bijzonder geldt het gezegde „Oefening
baart kunst".
Wij ervoeren dat bij de heer G. H. Spek, die, na de
beslommeringen van de interne dienst in het T.B.B.-
kantoor te Rotterdam, zich in zijn vrije tijd gaarne wijdt
aan het beoefenen van de „magische kunst".
De heer G. H. Spek („Enrico") met zijn trouwe
helper „Barendje", die zonder mankeren de
door u gewenste kaart uit het bakje opvist.
met onze neus bovenop en worden
toch elke keer weer bij diezelfde neus
genomen.
Vraagt u ons gerust of wij van de
gelegenheid gebruik gemaakt hebben
om „Enrico" enkele van zijn goochel-
geheimen te ontfutselen. Het is ons
niet gelukt, al moeten we er direct bij
zeggen, dat we daar niet speciaal op
uit waren. Maar u begrijpt, gooche
laars geven hun geheimen niet uit
handen. Hun trucs zijn goedbewaarde
recepten, die ze slechts aan hun beste
vriend afstaan. Als ze eenmaal in de
maand hun clubavond hebben, ver
tonen ze om beurten hun eigen num
mer. Wanneer dan een van hen zijn
nummer heeft gebracht, vraagt hij
aan het (uiterst deskundige) publiek,
of iedereen begrepen heeft hoe de
vork in de steel zit. De collega
goochelaars in de zaal willen, als ze
de truc niet dóórhebben, dat voor
elkaar niet weten en ieder roept:
„Begrepen!" Later, na afloop, pro
beert ieder voor zich of samen met
een vriend het bewuste nummer te
reconstrueren. En daarbij kan het wel
eens heel laat worden.
Als jongen al begon hij ermee. Toen
hij, acht jaar oud, op een Sinterklaas
feestje op school de vader van een
van zijn vriendjes zag goochelen, werd
hij op slag gefascineerd door deze
kunst van vingervlugge manipulaties.
Zijn eigen vader kende enkele trucjes,
die zoonlief zich snel eigen maakte.
Jaren later, hij was toen ongeveer
twintig, wierp hij zich geheel op de
„zwarte kunst".
Nu is hij als „Enrico" een bekend
goochelaar in Rotterdam en ver daar
buiten. Een „magician" met een uit
gebreid repertoire. We krijgen daar
een goede indruk van als we op een
avond hem thuis opzoeken om over
zijn hobby te praten. Een liefhebberij,
dat leren we al gauw, waarmee hij
uren, dagen, soms halve nachten,
bezig is. Oefenen en nog eens oefenen,
bestaande trucs verbeteren, een eigen
nummer maken, studeren in dikke
boeken en. alle mogelijke knutsel-
karweitjes als timmeren, solderen,
lijmen enzovoort, zelf opknappen.
Van de verschillende vormen van
goochelen zoals illusionisme, kinder-
goochelen, manipuleren, mentaal goo
chelen, kaartmagiemicromagie en al
gemeen goochelen, beoefent „Enrico"
Spek het liefst het manipuleren, dat
wil zeggen, de vingervlugheid. Maar
dat betekent geenszins, dat hij ook
niet van andere markten thuis is. We
zijn nog maar nauwelijks gezeten of
het befaamde koffertje gaat open, een
tafeltje wordt met een stuk groen
laken afgedekt en voor onze ogen
gebeuren de meest onverklaarbare
dingen. Natuurlijk, we weten het: dat
geldstuk wordt niet door de tafel ge
slagen en het is niet mogelijk, dat er
zich in een omgekeerde beker ineens
een of meer balletjes bevinden, die er
eerst niet waren. Maar we zitten er
In het manipuleren met speelkaarten is „Enrico"
zeer bedreven.
4