HERINNERINGEN VAN EEN AMSTERDAMMER Het was op een dag in de hongerwinter 1944. In de straat waar ik woon gaat een hardnekkig gerucht, dat in de komende nacht de Duitsers nu toch werkelijk alle mannen zullen oppakken om ze aan hun linies te laten werken. Wanneer ik de vloer van mijn woning heb open gemaakt en constateer, dat de ruimte tussen de balken te klein is om mijn uitgemergeld corpus te bevatten, weet ik maar één uitweg: de brouwerij! Op mijn fiets zonder banden laad ik dekens, kapok matras en tandenborstel en in mijn hart is de twijfel of de portier mij wel zal binnenlaten. Het vragen van toestemming aan de bedrijfsleider komt natuurlijk niet in aanmerking. Op het helpen van onderduikers staat wellicht de kogel en een Heineken- bedrijfsleider weet in die tijd toch al meer dan hem lief is. De barrière „portier" is echter spoedig genomen. Tot mijn verbazing is hij helemaal niet verbaasd. „Er is nog plaats voor u in de schermzaal, daar zijn er nog meer," zegt hij maar matig geïnteresseerd. In de schermzaal aangekomen, tref ik de schare aan, die u op foto no. 1 ziet afgebeeld. Ze sliepen er reeds enige nachten, want in hun buurt had het mannenoppakgerucht al eerder gecirculeerd. Wanneer de troep „onder de wol ging" bood de schermzaal een trieste aanblik. Het zou nu doen denken aan een vluchtelingenslaapruimte na een overstromings ramp. Het slapen in nachtkleding durfde namelijk vrijwel niemand aan met het oog op een mogelijke inval van Duitsers. We hadden dan ook afgesproken, dat we ons in dat geval zouden verstoppen tussen de houten vaten I Foto 2. Luisterend naar de verboden zender v.l.n.r. M. Lö- L wensteyn, H. van Zeventer*, C. v. d. Veen* (zittend, en pro- l til), P. v. d. Velde*, G. B. Vermeulen en P. J. Schooneveld (zittend) niet meer in onze dienst). Foto 1. V.l.n.r. de onderduikers N. Burgers, P. v. d. Velde* (staande), G. B. Vermeulen, A. F. Oldersom, J. C. Smit, J. M. Rebel (vervr. gepens.). M. Löwensteyn, H. van Zeventer* (met pullover), J. Eelhart, H. J. Leeflang en A Blijboom*. niet meer in onze dienst). in de oude, koude en donkere legkelders, die vanuit de schermzaal, zonder open ruimten over te steken, bereikbaar waren. In de kelderruimte van het fabriekskantoorgebouw stond een levenloze onderduiker, waarmee naar Radio Oranje werd geluisterd. Foto no. 2 werd door mij ge maakt tijdens een avonduitzending van Radio Oranje. Zoals u wel ziet, heeft niemand ook maar de geringste belangstelling voor de fotograaf. Na drie of vier nachten, die ik in de schermzaal heb doorgebracht, gingen we allemaal maar weer thuis slapen, aannemende dat het weer „loos alarm" was geweest. Hoewel het bed thuis vrij wat comfortabeler was dan de matras op de houten vloer van de schermzaal, was er toch iets dat ik heel erg miste en wel de uitgebreide avondmaaltijden. Op het terrein van de brouwerij Amsterdam was in die tijd een zgn. Centrale Bedrijfskeuken gevestigd. De kok was „goed" en zorgde dat er iedere avond enige gamellen met warm eten bij de onderduikers kwamen. Een aangename bijzonderheid was het feit, dat de kok een verwoed bridger was en de prettige gewoonte had zo omstreeks tien uur 's avonds een gamel met meer vlees dan aardappelpuree voor zijn bridgetafel te laten aanrukken. U hebt natuurlijk al begrepen, dat ik met mijn partner (de heer Leeflang) menig partijtje tegen hem heb ge speeld. Dat we hem dan wel eens 3 sans atout hebben laten maken, die er eigenlijk niet in zaten, zult u, de omstandigheden in aanmerking genomen, misschien niet zo heel erg onsportief vinden. F. C. Seger Toen het vervoer van personen steeds moeilijker werd, hebben wij de hand weten te leggen op een bruilofts koets en op een landauer (aangeduid als „het koetsje"), alsmede op een drietal lichtere paarden, zogenaamde dravers. In de hongerwinter werden met deze paarden vrij regelmatige diensten naar Den Haag onderhouden. Het braaf dravende paard bracht het koetsje eerst naar het Prinsenhof in Delft, waar de inzittenden een kop soep kregen. Vervolgens arriveerde men even vóór de middag aan het filiaal in Den Haag, waar de reizigers dan hun eigen gang konden gaan. Het paard werd op stal gezet en tussen twee en drie uur 's middags vertrok het koetsje, bespannen met het reservepaard van de stal aldaar, weer naar Rotterdam. We zien nog duidelijk voor ons hoe het koetsje in vol maakte eenzaamheid de lange autoweg naar Den Haag 9

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1962 | | pagina 11