Siempie Snugger (sioo INHOUD Een jongen, genaamd Siempie Snugger, wordt door de hoofdcommissaris van politie verzocht om op zijn vrije woensdagmiddag naar het politiebureau te komen. Hij gaat. Een vriendje van hem, Daafje Dapper, hoort van mevrouw Snugger dat Siempie op het politiebureau zit. Hij denkt dat het voor straf is en gaat proberen zijn vriend te bevrijden. Daar hoort hij dat Siempie uitgenodigd is om de politie te helpen. Zij vinden Daafje erg dapper dat hij zijn vriend kwam verlossen. Daardoor wordt hij ook verzocht om mee te helpen. Het land waarin zij wonen heet Goudkust en ligt aan de Goudzee. Het is een rijk land. De mensen, die Goud scheppers heten genieten van de welvaart, die in hun land heerst. Sinds enkele weken, ja maanden wordt de Goudkust steeds kleiner. Het lijkt wel of het goud afgehakt wordt. De politie is al een tijd bezig om de dieven te vangen. Het lukt niet, ze weten niet meer waar ze zoeken moeten. Op een nacht slapen de jongens bij elkaar, verlaten 's nachts hun huis en komen de dieven op het spoor. Ze vinden zelfs een bijl waarmee het goud afgehakt wordt. Siempie neemt die bijl mee naar huis. Wanneer de bijl van G. Hebzucht wordt gemist verdenken ze Siempie en Daafje. 's Nachts gaan de dieven naar het huis van Snugger. Terwijl Gerrit Hebzucht en zijn mak ker de zaklantaarn over het bed van Siempie laten gaan, slaapt hij rustig door. Hij weet niet dat er twee ge mene boeven aan zijn bed staan, die hem willen ontvoeren. De boeven vinden het wel gemakkelijk dat hij rustig doorslaapt. Stel je voor dat Siempie hen zag en zou gaan schreeu wen. Trouwens dat is veel te gevaar lijk; op dat gegil komt natuurlijk heel de familie af. Voorzichtig binden ze de meegebrachte doek om de mond van het ventje en tillen hem samen het bed uit. Het is natuurlijk nu ver schrikkelijk moeilijk om zonder enig leven het huis te verlaten. Maar Sjors Slijpsteen, die op verkenning gestaan heeft, klimt de ladder op om Siempie aan te pakken. Rustig slaapt Siempie door, zonder dat hij beseft dat hij in gevaar ver keert. Wie echter niet rustig doorslaapt is Daafje Dapper. Verschillende malen Kopij voor liet KERSTNUMMER moet vóór woensdag 25 no vember in ons bezit zijn. Redactie was hij wakker geworden van ge stommel en geschuifel van voetstap pen. Dat geluid had hem voor de tweede maal er van weerhouden om opnieuw te gaan slapen. Hij ging op zijn bed staan en keek de tuin bij Snugger in. Daar zag hij tot zijn grote verbazing de drie goudkapers, die zijn vriend naar buiten droegen naar een wagen. Hij kon natuurlijk wel gaan gillen, maar dat zou hem weinig baten. Neen, Daafje holde geruisloos de trappen af en verschool zich achter de bomen van het huis. Wanneer de wagen startte zou hij achterop de bumper springen en kon hij kijken waar ze zijn vriend heen voerden. Langzaam reed de wagen weg. Vlug ger sprong Daafje achterop. Die rit zou Dappere Daaf nooit vergeten. Hoe langzaam de wagen in het begin reed des te vlugger en sneller reed hij toen ze eenmaal op de buiten wegen zaten. Intussen was Siempie wakker geworden. Vol angst keek hij om zich heen en herkende de bandie ten, die alle drie een zwart masker droegen. In hun gesprekken ver draaiden ze hun stemmen, maar Sjors Slijpsteen, die behoorlijk hakkelde, lukte het niet. Siempie hield zich héél snugger slapende. Na een uur rijden stopte de wagen in een groot donker bos. Zij sleurden Siempie de wagen uit en sloten hem in een houten huisje op. Ze gingen hevig tegen hem te keer en zeiden: „Wij hebben je gevangengenomen en laten je niet eerder gaan voordat wij de bijl terughebben. De eerste uren blijven wij nog weg." De auto reed weer hard weg. Daafje wachtte nog even en ging achter de bomen vandaan naar het huisje. Hij klopte op de deur en riep: „Siempie, hier ben ik, Daafje". Verwonderd keek Siempie op. Hoorde hij daar nu Daafje roepen. „Daafje Daafje", riep hij blij „ben je daar". „Hebben die boeven jou ook meegenomen. Waar zit je?" „Buiten", antwoordde Daafje. „Toen ik zag dat ze jou ontvoerden, ben ik achterop de auto gesprongen. Ze hebben mij niet gezien. Wij zijn in het Kastanje- bos. Ik ga nu snel naar huis en zal je vader en de politie waarschuwen. Mijn zaklantaarn heb ik bij me. Ik ga dwars door het bos, dat is vlugger. Wees niet bang. Ik hoorde dat ze pas morgen terugkomen." Snel rende Daafje naar huis. Buiten adem belde hij midden in de nacht bij Snugger aan. Verschrikt kwam mijnheer Snug ger naar voren. Wat zou er aan de hand zijn. Waarom gilde Daafje? „Mijnheer, mijnheer", begon Daafje, „Siempie is ontvoerd door Gerrit Hebzucht en twee makkers. Hij is opgesloten in het Kastanjebos; kom mee, dan zal ik wijzen waar het is." En Daafje vertelde dat ze de politie beloofd hadden om te helpen zoeken naar de gouddieven. Ze waren te weten gekomen waar de dieven woon den. Heel de familie Snugger was op het geluid afgekomen en bewonderde die moedige Daaf. Snel werd de politie opgebeld. Met 3 politie-auto's en wel 20 agenten vertrokken Daafje en vader Snugger naar het Kastanje- bos. De wagens vlogen over de weg. Ze waren gauw bij het keetje en ver losten Siempie. Ze doorzochten de schuur en vonden in de hoek van de schuur bergen goud. Deze werden in de politie-auto's geladen. Ze reden de auto's het bos in zodat de dieven de politie niet zagen. Zes agenten kropen in het hok. De overigen verscholen zich rond de keet. Het was nu alleen nog maar wachten op de bandieten. De drie gouddieven waren naar de Goudkust gegaan. Veel hakken kon den ze niet, want zij misten de bijl van Gerrit. „Laten we maar ophou den", beval Gerrit. „We kunnen beter naar de keet teruggaan; wie weet wat dat kereltje nu weer doet" en zo keerden ze terug naar het keetje. Zonder enige argwaan gingen ze naar binnen. Eén van de drie 16

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1959 | | pagina 18