Poesgepieker
Ja, t is dat
Vlok da kat,
Wat de mensen
Zich steeds wensen.
Schuim te happen,
Biertje snappen.
Donker - Bi Is
Elck Wat Wils.
„Is het dat?"
Denkt Vlok de kat,
„Waar mijn baasje
Als een haasje
Steeds op afkomt
En tevree gromt?
Ja, dan ziet
Hij mij niet".
„Is het dat?"
Vraagt Vlok de kat,
„Waar mijn vrouwtje
Met een zoutje
Voor gaat zitten
Zonder vitten
Op haar man?
Tjahet kan".
Dat is dat
Vlokje kat!
Heineken drinken,
Vrolijk klinken.
Heineken zwelgen,
Zorg verdelgen.
Frisse tong
Houdt ons jong.
(Vroeg of later
Komt de kater).
JOS TABBERS
aanzetten. Om binnen te dringen was
niet zo moeilijk, het raam stond toch
immers altijd open. Er bestond na
tuurlijk een mogelijkheid dat hij zou
gaan gillen. Daarvoor namen ze een
doek mee om voor zijn mond te
binden. De nacht, die volgde gingen
de drie mannen dus niet naar de
Goudkust om goud te hakken en te
smokkelen. Geheimzinnig trokken ze
naar het huis van Snugger en om
singelden het. Een der mannen hield
de wacht en de twee anderen zouden
naar binnen dringen. Een paar huizen
verder parkeerden ze de auto, waarin
ze met Siempie weg konden rijden.
Doch ze wachtten met het plegen van
deze daad totdat alle lichten in de
huizen waren uitgedoofd. Ze werden
koud van het wachten. Eindelijk was
dan alles stil. Angstig beklom Gerrit
de ladder. In zijn hart kreeg hij toch
wel spijt dat hij de bandieten gewaar
schuwd had. Het kwam alleen maar
door zijn hebzucht. „Geld - geld -
geld" vervulde alleen zijn gedachten.
Teruggaan durfde hij toch ook niet
meer. Voorzichtig ging hij treetje
voor treetje omhoog, zonder ook
maar enig geluid te maken. Tastend
zochten zijn handen het zolderraam
toen hij boven was. Zonder ook maar
enige moeite kwam hij in de slaap
kamer van Siempie. Voorzichtig
knipte hij zijn zaklantaarn aan en
zag hem daar liggen.
(Wordt vervolgd
JOS TABBERS
21