Ditmaal weer: Amsterdam IVo. 93 5 etiketten, kurken, etc. naar de botte larij te vervoeren dan draait hij zijn hand er niet voor om, om een bak fiets op te laden en er zelf mee naar toe te rijden. Hij heeft plezier in zijn werk en kan het met zijn baas, de heer Damme, best vinden, zoals hijzelf zegt: „Trou wens, ik heb van geen enkele baas last", vertrouwt hij ons toe. Als wij vragen wat hij in zijn vrije tijd doet, zegt hij dat ze momenteel thuis bij zijn ouders aan de schoonmaak zijn en hij een flink handje daarbij helpt, want pa en ma zijn niet meer zo jong. Vader Lücke blijkt ook een Heine- ken's man geweest te zijn, evenals Lücke's broer dat is en in de vaten- kelder bij „Ome Jan Gijlswijk" werkt. „U begrijpt dat er op deze manier na een dag werken als ik thuiskom evengoed nog een woordje over de brouwerij wordt gesproken, omdat vader zich nog voor alles wat er hier gebeurt interesseert." Zo heeft hij afgelopen winter ook nog weer eens de familie-excursie meegemaakt door onze brouwerij, waarvan zowel va der als zoon erg genoten hebben. De heer C. A. van Rooyen (54) was toen hij in 1927 zijn intrede als ver tegenwoordiger deed bij de Heine- kenJs Brouwerij daar niet de eerste uit het geslacht der van Rooyen's. Zijn oom A. M. A. van Rooyen was er toen namelijk hoofdvertegenwoor diger en had het district Amsterdam onder zich en het was in de voet sporen van deze oom, dat de heer Van Rooyen zijn eerste (wankele) schreden zette toen hij zich eveneens in Amsterdam op pad begaf (op de fiets, zoals dat toen nog ging!) om ons bier aan de man te brengen. Het was in die eerste dagen dat de brouwerij een bierklacht had ontvan gen en verzocht werd op een zekere dag om 2 uur 's middags iemand te sturen. De heer Van Rooyen kreeg opdracht om zich erheen te spoeden en toen hij er aankwam trof hij de baas, die driemaal daags enigszins beneveld bleek te zijn en toen ken nelijk net zijn tweede roes had uit geslapen, voor een fust dat aanstond en geheel bedekt was met een geel bruine smurrie. „Ja, maar zo is het geen wonder, dat u blind bier krijgt", meende de heer Van Rooyen deskundig op te mer ken, waarop hij als antwoord ont ving: „Lelijke snotneus, wou jij me vertellen hoe je bier moet behande len, je komt pas kijken!" (vermeldens waardig is dat deze man later visboer is geworden!). „Maar ik moet eigenlijk beginnen", zegt de heer Van Rooyen, „met te vertellen dat een maand na mij de heer Te Riele, nu hoofdvertegenwoor diger, bij de brouwerij kwam, want het is met hem dat ik die tientallen jaren vele van mijn belevenissen op mijn weg door Amsterdam heb mee gemaakt". Ze hebben samen de moei lijke tijden doorgemaakt, want het is niet altijd even gemakkelijk om met de Amsterdamse café-houders om te springen, en ze hebben samen het daarbij behorende plezier beleefd. Het kwam niet ééns voor, dat het klantenbezoeken een nogal laat einde had gevonden en de nogal vrolijke heren elkaar alsmaar oneindig aan boden om elkaar 't eerst naar huis te brengen, omdat zij de blikken van hun echtgenoten liever opvingen in aanwezigheid van hun collega dan alleen. „Niet gesproken van de keren dat wij 's ochtends om vijf uur op een bankje in het Vondelpark zaten en te Riele opmerkte: „Van Rooyen wat is de natuur toch mooi!", voegt de heer Van Rooyen er aan toe. Maar om negen uur waren ze dan weer op de brouwerij present en gingen na het tot zich nemen van aspirine en victoriawater, weer goed geluimd op pad. Later kreeg hij er het rayon Aalsmeer bij, wat hem zoals hij het noemt „deugd gedaan" heeft, doordat het nl. een heel ander slag mensen waren, werd Aalsmeer voor hem „een oase in zijn zenuwenwoestijn". Aan deze tijd van „buiten zijn", waar de heer Van Rooyen ineens weer met genoegen terugdenkt aan de plezie rige samenwerking met de inmiddels overleden heer Van Harte, die secre taris van de directie en tevens hoofd van de Amsterdamse vertegenwoor digers was, kwam een einde toen hij enkele jaren geleden benoemd werd tot assistent-verkoopleider van de heer Van de Griendt. Door het toenemen van de werkzaamheden „achter het bureau" was er steeds minder tijd over om er op uit te gaan. Maar zoals het ging met Mohammed en de berg, vergaat het de heer Van Rooyen nu ook. Want als de klanten vinden dat ze hem te lang niet heb ben gezien, bellen ze hem op of komen ze rustig naar het kantoor om hem een bezoekje te brengen. En natuurlijk kan hij het niet laten om na 5 uur even hier en daar binnen te wippen om te tonen dat „Kees er nog steeds is". Tot slot wil de heer Van Rooyen nog concluderen hoe plezierig het is te kunnen constateren dat in de loop van deze jaren de standing van de caféhouders in het algemeen zoveel veranderd, verbeterd is. En dan willen wij u nog verklappen dat de heer Van Rooyen vader is van twee zoons en twee dochters en het liefst in zijn vrije tijd piano speelt. Zijn vele vrienden en klanten zullen u vertellen hoe hij menig feestje heeft opgeluisterd met zijn spel.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1958 | | pagina 7