Ir. J. A. EMMENS
3
30 September j.l. trad ir. J. A. Emmens af als directeur van
Heineken's Bierbrouwerij Maatschappij N.V.; hij heeft enige tijd
geleden het verzoek gedaan om ontlast te worden van zijn grote
en veelomvattende taak, die te zwaar werd voor iemand die de
zestig is gepasseerd. Commissarissen en directie hebben begrip
gehad voor dit verlangen en zij prijzen zich gelukkig, dat de heer
Emmens als adviseur op brouwtechnisch gebied in binnen- en
buitenland aan de vennootschap verbonden zal blijven.
De redactie van ons personeelsorgaan heeft mij verzocht een
artikel aan ir. Emmens te wijden en ik heb mij hiertoe bereid
verklaard in het besef, dat het uitgesloten moet worden geacht
in kort bestek de persoon van de heer Emmens en zijn betekenis
voor de Heineken's Brouwerij te schetsen. Deze taak blijve voor
behouden aan de geschiedschrijver, die het relaas van de H.B.M.
over de laatste decennia niet zal kunnen geven zonder de naam
Emmens vaak en met ere te noemen.
Ir. Emmens trad op 1 October 1920 in dienst van de H.B.M. en
zal dus, wanneer hij aftreedt, gedurende precies 35 jaren daaraan
als „werknemer" verbonden zijn geweest. Hij volgde dr. Elion
op als chef van het laboratorium. Hij heeft in die functie de
opbloei gedurende cle twintiger jaren meegemaakt, welke voor
de Nederlandse brouwerijen resulteerde in de recordjaren 1929
en 1930. De capaciteit van de Heineken's brouwerijen werd, in
het bijzonder te Rotterdam, uitgebreid, maar daarnaast werden
voorbereidingen getroffen voor een ontplooiing op internatio
naal gebied, welke zich eerst veel later in volle omvang heeft
gemanifesteerd en waarbij de heer Emmens in steeds belangrijker
mate betrokken is geworden.
Hierbij moet in de eerste plaats genoemd worden de houdbaar
heid van ons flessenbier. Tot aan het eind van de twintiger jaren
waren wij overwegend fustbierbrouwerij en de export, die in ver
gelijking met nu nog onbetekenend was, vond in hoofdzaak op
fust plaats. Toen het laboratorium onder leiding van ir.
Emmens het probleem van de houdbaarheid (ook voor de tro
pen) had opgelost, kon de toenmalige directie besluiten een
moderne bottelarij voor de verkoop in Nederland van het
,,in de brouwerij gebottelde bier" en voor Heineken's export-
flessenbier te installeren. Het laboratoriumwerk van ir. Emmens
en zijn medewerkers heeft m.a.w. de ontplooiing van de export
en van de flessenverkoop in het binnenland mogelijk gemaakt.
De oplossing van het probleem van de houdbaarheid had nog
andere belangrijke consequenties. Reeds lang bestond er belang
stelling voor de vestiging van een brouwerij in de tropen; toen
Heineken zich op technisch gebied sterk genoeg voelde, volgde in
1929 onze participatie in de Zwitserse „Société Financière de
Brasseries (Sofibra)waaruit later de N.V. „Cobra" is voortge
komen, en de deelname in Malayan Breweries, Singapore, welke
in 1930 tezamen met Eraser Neave Ltd. werd opgericht.
Intussen was ir. Emmens bedrijfsleider van de Rotterdamse brou
werij geworden, in 1939 na het overlijden van de heer Hoette
werd hij algemeen bedrijfsleider en in 1944 directeur van de ven
nootschap.
Omstreeks 1930 kwam het Nacobrouw tot stand, een organisatie
van boeren en brouwers, welke zich ten doel stelde Nederland
wat brouwgerst betreft onafhankelijk te maken van het buiten
land. Ir. Emmens was een san de pioniers, die met voldoening
heeft kunnen vaststellen, dat zonder het Nacobrouw de Neder
landse brouwerijen in de tweede wereldoorlog in de allergrootste
moeilijkheden zouden zijn gekomen. Ir. Emmens is tot op de hui
dige dag een van de leidende figuren van het Nacobrouw en
voorzitter van de Grondstoffencommissie van het C.B.K.
Een grote verdienste van ir. Emmens was voorts het organiseren
van de bazencursus te Rotterdam, waardoor onze brouwerijen in
Nederland en in toenemende mate ook die in het buitenland
konden worden voorzien van goedgetrainde en toegewijde afde
lingschefs van Nederlandse nationaliteit.
Ook aan zijn activiteit gedurende de oorlogsjaren zullen wij een
dankbare herinnering bewaren. Wij allen hadden, naast cle natio
nale taak, één ideaal voor ogen: het bedrijf van Heineken in
Nederland en het personeel van hoog tot laag zo goed mogelijk
door de oorlog heen te loodsen. Hierbij was ir. Emmens een
steunpilaar van de eerste grootte, dank zij zijn vernuft om de
steeds groter wordende moeilijkheden het hoofd te bieden en
dank zij het vertrouwen in de toekomst en het goede humeur,
die hem nimmer verlieten.
De naoorlogse jaren stelden weer andere problemen. De bedrij
ven in Nederland, die ongeschonden maar wel erg „uitgewoond"
de oorlog hadden overleefd, moesten worden gemoderniseerd en
uitgebreid. De export werd weer ter hand genomen en is in
luttele jaren opgewerkt tot de grootste ter wereld. Het contact
met de buitenlandse brouwerijen werd hersteld, ook hier voltrekt
zich een groeiproces, waarvan wij ons voor 1940 geen voorstel
ling konden maken. Ten slotte, en dat is nog onvoltooid tegen
woordige tijd, staan wij voor een grote uitbreiding van onze
binnenlandse capaciteit.
Dit alles is natuurlijk het werk van velen en ir. Emmens zal de
laatste zijn om alle eer voor zichzelf op te eisen. Wel mogen wij
reeds thans constateren, dat na het overlijden van de heer Hoette
in 1939 en na het overlijden van ir. Van Goor in 1953, enorm
veel is gevraagd van ir. Emmens, maar ook enorm veel door hem
is gegeven.
Dit relaas zou onvolledig zijn, wanneer ik niet de „Emmens-
kist" vermeldde, waardoor hij niet alleen een nationaal en inter
nationaal patent op zijn naam kreeg, maar zich ook een zekere
commerciële reputatie verwierf. Deze reputatie werd later ge
ëvenaard, zo niet overtroffen door de roep, die van hem als
jager uitging, nadat hij zich als discipel van St. Hubertus had
aangemeld en zich op geheel eigen manier in de geheimen van
deze mooie maar moeilijke sport had ingewerkt.
Ook op het terrein van het internationale contact tussen de
brouwerijtechnici speelde en speelt ir. Emmens een leidende rol.
De „European Brewery Convention" is kort na de bevrijding
mede dank zij zijn initiatief tot stand gekomen en tot grote bloei
gekomen.
Nu ir. Emmens aan het einde van de rit, althans aan het eind
van cle officiële rit is gekomen, mogen wij met grote dankbaar
heid constateren, dat hij zich gedurende 35 jaren met volle kracht
voor de H.B.M. heeft ingezet, dat hij heeft meegeholpen Heine
ken groot te maken en daardoor zelf ook groot is geworden.
Naast zijn energie en grote gaven van geest en hart mogen wij
vermelden zijn open en blijmoedig karakter, zijn critische geest
en zijn wetenschappelijke instelling. Hij heeft velen, die naast
en onder hem werkten, geleerd zelfstandig te denken en verant
woordelijkheid te dragen. Hiervoor blijven wij onze vriend
Emmens erkentelijk en wij hopen, ook wanneer het contact wat
minder dagelijks en intensief zal zijn geworden, ons nog vele
jaren aan de bron van zoveel goede dingen te kunnen koesteren.
FEITH