lj)55 OF HET SPEL VAN DE ERNST 7 Wat ons, oud-Rotterdammers, altijd onderscheidt van de heden daagse Maasstedelingen is onze klaaglijke neiging om over Rotterdam te spreken met die omfloerste stem, die tranerige wee moed, waarmede men aan de stamtafel pleegt te praten over een overledene, die toch zo'n braaf mens was. U kent dat wel: Nee, jongens, dat komt nóóit weer terug, dat is voorgoed voorbij. En dan draait de spreker peinzend zijn Pilsje op het viltje rond, starend in het schuim, alsof het de koffiedik was van mevrouw Leoni, waarin verleden, heden en toekomst staan te lezen. En al naar het aantal streepjes, dat de kellner zo successievelijk op dat bierviltje neerturft, komt steevast de Schiedamse Dijk ter sprake, en de Passage, de Vismarkt en Pschorr. Nee (zucht) nooit zullen we aan die nieuwe stad kunnen wennen (zucht), ober (zucht), schenk nog eens in. En middenin die zoete sentimentaliteit van wat voorbij is en nooit weerkomt, middenin de passiviteit van het vruchteloze terugblikken komt daar opeens zo'n stoere Rotterdamse vuist en zet met een klap iets op je tafeltje, wat je doet wakkerschrikken, iets, wat je niet had verwacht, iets van het andere, lévende Rotterdam: de E 55! En hierbij geen cent kleffe weemoed, geen sentimentaliteit, geen wijdlopige terugblik op Biedermeierlol en knusse omstandighe den, waarvan we nu te goed weten, dat ze lang niet zo knus waren als ze er uit zagen. Ook ruikt de E 55 niet naar vlammen en roet, naar bloed en puin, zoals Rotterdam 15 jaar geleden. F.n de nachtmerrie van vijf jaar vernedering, slavernij en ellende, laten we er in 'shemelsnaam niet al te veel meer over praten! Tien jaar geleden klonk de schreeuw der bevrijding. Toen mochten we weer beginnen te werken en nou zullen we jullie hier en gunter eens laten zien, wat we in die tien jaren hebben uitge spookt! Wat een zwaar, maar ook wat een dankbaar werk moet het ge weest zijn om deze tentoonstelling samen te stellen! Want zoals in de opvoedkunde alles draait om het ,,Hoe zeg ik het aan mijn kinderen?" zo hebben de samenstellers van de E 55 moeten kie zen uit de duizend manieren, uit de duizend pogingen, om aan een millioenen koppig, onverschillig en onontwikkeld publiek op gemakkelijke, bevattelijke wijze belangstelling bij te brengen voor vaak moeilijke ingewikkelde dingen, waarvoor dat publiek van huis uit eigenlijk geen enkele belangstelling bezat. Men heeft daarbij bewust of onbewust in de expositie schema's zeer sterk het spel-element opgenomen. De „Homo ludens" van prof. Huizinga speelt in de grote hallen, op de ter reinen en in de losse paviljoenen een even grote rol als op „Unifesti". Hoe levendig kan ik mij dit indenken van de kant van de inrich ters! Tien jaar is er gewerkt, en hard gewerkt. En zoals elke dag op de fabriek de stoomfluit gaat om de arbeiders, de kantoor mensen en de directeuren te doen wegstromen naar hun hobbies, naar hun boeken, hun postzegelverzameling, hun figuurzaag of het treintje en de meccanodoos van hun zoontje, zo is nu, na de zware tienjarige werkperiode de gróte stoomfluit gegaan en het Nederlandse bedrijfsleven als geheel heeft nu in de E 55 een prachtig en fascinerend spel gevonden, waar de ondernemers hun hobby, dat wil zeggen hun bedrijf, trots kunnen tonen aan millioenen en dan natuurlijk zónder zorgen, zónder de stromen zweets, zónder de slapeloze nachten en zónder de ontmoedigende tegenslagen, waaraan ook deze tien jaren rijk genoeg waren. En zo is er bij alle stoer-doenerij toch een geheel ontstaan van een verfrissende, bevrijdende speelsheid en fantasie. De doods vijand van alle tentoonstellingen, de taaie, nadrukkelijke, dik doende statistiek is slechts op een enkele ondergeschikte plaats tot de E 55 kunnen doordringen. In plaats daarvan kwam het spectaculaire, het levende, het bewegende. Het spel! Daar zijn de treintjes op de spoorweg-afdeling, waar oud en jong met glinsterende ogen naar staat te kijken. We kunnen er ook zelf treinbestuurdertje spelen in een echte cabine van een elec- trisch wagenstel. Daar zijn de miniatuur-bootjes in de scheep vaarthal. En de reuze-moleculen in de zo wetenschappelijk aan doende chemische afdeling, is dat niet eerr spelletje-met-atomen, lolliger, maar tevens veel begrijpelijker dan op de scholen de scheikundeles? Is de Shell niet kostelijk met zijn draaitafels, waarop de talloze gebruiksmogelijkheden van olieproducten le vend en bewegend zijn voorgesteld? Hier zit natuurlijk een enorm brok volkspsychologie in. Geef een kind een droge pil te slikken en het zal zijn hoofd vol afkeer omdraaien. Maar los de pil op in een glas prik-limonade en hij gaat mét de belletjes als lekkernij naar binnen! Er zijn echter ook dingen, die spel zijn om het spel alléén. Ik zou er iets onder durven verwedden, dat de man, de zonder twijfel ernstige en knappe man, die de Aeolus-mast heeft ontworpen, als jongen weieens een bezemsteel op zijn neus heeft gebalan ceerd en zijn vriendje heeft uitgedaagd: „Motjis kaike, jö, ken jai dat auk?" En al tekenend aan zijn tec hnisch zo knappe ontwerp, zal hij nog weieens grinnikend aan die tijd hebben teruggedacht. Spel en jeugd, durf en fantasie, dat zijn de begrippen, welke in de bedrijfshallen overheersen. De officiële provinciale en gemeente lijke paviljoenen in het Park zijn ambtelijker, stijver, deftiger mis schien, maar wij zouden zeggen droger. Ik kwam er, toen ik op zoek was naar „ons" paviljoen, het paviljoen van het Centr. Brouwerij Kantoor. Het staat in de buurt van het Noorse kerkje, achter de veehouderij-afdeling en al zijn dan zogezeid de kampioen- melkgeefster „Marijke 20", de stamboekstier „Leopold" en een „sterzeug" met kroost onze gewaardeerde buren, helemaól gun stig komt de plaats mij toch niet voor. Het geëxposeerde zelf? Och, het is niet het beste van de E 55, maar het is ook lang niet het slechtste. En voor onze lezers be hoef ik waarlijk een brouwerij-in-bedrijf als hier onder auspiciën van het Centraal Brouwerij Kantoor is tot stand gekomen niet in details te beschrijven. Wij zwaaien dus het bierpaviljoen opgewekt vaarwel, maken een omtrekkende beweging om de grote Tollens en zien ons plot seling opgenomen in het feestgewoel van „Unifesti". En hier mede hebben we tevens weer de draad van ons verhaal terug gevonden. Want we hadden het steeds over fantasie en speelsheid en deze beide onbetaalbare en verrukkelijke eigenschappen spe len natuurlijk op Unifesti de allergrootste rol. En nergens ook spelen de bezoekers zo enthousiast mee als juist daar. Zij knau wen „slang" bij Uncle Sam, doen Parijzerig in Paris Métro, jodelen mee in Tirolio en doen romantisch op het Rijnterras. O, Fantasia, grote, knappe, artistieke mensen hebben mede in Uw naam de E 55 opgebouwd. Maar Unifesti bouwen wij, sim pele mensen, die een dagje uit zijn. Door ónze fantasie, door ons aanpassingsvermogen worden de latten, de kalk en het hardboard tot leven gebracht en verandert de grofste Kitsch in ware poëzij onder het zwijgende toezicht van Tollens, die toch van poëzij wel iets geweten schijnt te hebben. En zo past het eigenlijk allemaal zo prachtig bij elkaar: Het ernstige, zwaarwichtige bedrijfsleven, zich uitlevende in de speelse fantasieën van de E 55 en daarnaast Unifesti, waar de gewone man, die zich door de tentoonstellings-rijstebrijberg heeft heengegeten, voldaan zegt: Nou, jongens, het was erg lekker, maar nou wat hartigs. En hij geeft zich over aan gewoon, onge compliceerd plezier en al heeft hij het brouwerij-paviljoen hele maal niet gezien, hij geniet in letterlijke zin toch met volle teu gen van het product, dat, meer dan hij eigenlijk beseft, na de bevrijding heeft bijgedragen tot het herstel van de Nederlandse economie, tot de verbreiding' van een Nederlands kwaliteitsbe grip all over the world: het Nederlandse bier. Het vloeide rijkelijk op Unifesti en zo hebben wij, Heineken's mensen, alle aanleiding om te doen wat duizenden vóór ons deden en zoveel duizenden na ons zullen doen, n.l. onze ver moeiende rondgang over de E 55 besluiten op één van de ter rasjes van de Place Mondiale, die met ons embleem zijn getooid. En weer draaiden wij ons glas op het bierviltje, maar nu niet om ons te verliezen in sentimenteel gebazel over het verleden. Nee, hier is het Rotterdamse Heden en dat is bést; en de ten toonstelling is best; en de Unifesti is in zijn soort ook best; en het bier is weer best. En onze Heineken's terugblik op deze tien bewogen, moeilijke jaren, die deze tentoonstelling moeten recht vaardigen, de vergelijking dus tussen Heineken 1945 en Heine- ken 1955? Ach wat, óók best! j v zwaal

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1955 | | pagina 7