ALS JE VERRE REIZEN DOET.... kun je veel verhalen De vorige keer heb ik dat geprobeerd over de weelderige gebieden van Midden-Afrika, maar het is helemaal niet zó, dat overal op de wereld mooie palmen en bloemen groeien! Er zijn hele stukken, waar niets, maar dan ook helemaal niets groeit en dergelijke gebieden zijn helaas veel groter dan men over het algemeen wel denkt. Die woestij nen zijn in al hun dorre naaktheid bijzonder fasci nerend en niet ten onrechte worden zij vaak verge leken met de zee. In de woestijnen in en rondom het Nabije Oosten leven hoofdzakelijk Arabieren en het is bekend, dat Arabieren een spreekwoordelijke angst hebben voor water. Dit is ook niet zo wonderlijk, omdat water iets is, waar zij maar heel weinig van hebben en dat zij dus ook eigenlijk zeer slecht kennen. Wij, Hollan ders, zijn helemaal niet bang voor de zee en wij zien er geen been in om met een klein schip doodgemoe dereerd de Oceaan op te varen. De meeste Arabieren zouden dit een levensgevaarlijk avontuur vinden en bij de gedachte alleen al kip penvel van angst krijgen. Het zal U dus niet verbazen, dat dit omgekeerd ook min of meer het geval is. Ik ben eens een paar dagen geweest in de stad Kuwait; dat is een volslagen onbedorven Arabische stad aan het einde van de Perzische Golf, waar nog volkomen middeleeuwse toestanden heersen. Er is een muur omheen met een stadspoort, compleet met wachters en valdeuren, terwijl ook de hele samen leving daarbinnen georganiseerd is, zoals dit bij ons in de middeleeuwen het geval was. De Sheik regeert daar met onbeperkte macht en het is gelukkig voor de bevolking, dat het toevalliger wijze een heel goede Sheik is, die veel voor de mensen doet. Ik had eens in Kuwait een uurtje over, in de loop van de middag, en ik wilde toen wel eens nader kennismaken met de woestijn. Welgemoed stapte ik dus de stadspoort uit, nadat ik de wachters had duidelijk gemaakt, dat ik een wandelingetje ging maken, regelrecht de woestijn in, die over de drem pel van de stadspoort begint. Nadat ik 10 minuten gelopen had, was de aardig heid er af. Na nog eens 5 minuten, voelde ik mij beklemd en 5 minuten later ben ik reso luut omgedraaid en op een drafje terug gelopen. Het merkwaardige is, dat de woestijn, die in Kuwait een eindeloze vlakte is van grof zand, zo'n beklemmende invloed heeft, dat je er werkelijk bang van wordt. Hoewel je met je verstand weet, dat het helemaal niet nodig is, omdat je altijd gemakkelijk terug kunt lopen en een slokje water in Kuwait kunt drinken, is de droge dorheid, juist omdat je het helemaal niet gewend bent, zo angstaanjagend en geweldig, dat je op een gegeven ogenblik de zinloosheid van je onderneming maar vóór laat gaan bij je nieuwsgierigheid naar het geheim van de woestijn. Ik kan mij voorstellen, dat een Arabier voor de zee, waar wij niets griezeligs aan vinden, op zijn minst even bang is als ik voor de woestijn. De Arabieren kennen de woestijn als hun broekzak. Wanneer ze met hun handels waren van de ene oase naar de andere trek ken per karavaan van zo'n stuk of 20 kamelen, dan reizen zij 's nachts en over dag slapen zij onder voddige zeilen, die hen beschutten tegen de zon. Het wonderlijke hierbij is, dat zij dus de zee van de woestijn doortrekken zonder kompas en zonder horloge en bij de bepa ling van hun koers gebruik maken van de sterren en van de mijlpalen, die gevormd worden door de skeletten van gestorven kamelen en andere tekens, die er op wij zen, dat zij op de goede weg zijn. Zó leggen zij afstanden af van duizenden kilometers, terwijl op de reis maar heel enkele pleisterplaatsen zijn in de oases. Het is helemaal geen uitzondering, dat de volgende oase een dag of vijf van het vorige station verwijderd is en het is dui delijk, dat zij, wanneer zij zich een klein beetje in de koers vergissen, langs de oase heentrekken en dan volslagen verloren zijn. Dat gebeurt echter nooit. Het is ook duidelijk, dat wanneer de kara vaan in een oase aankomt, het een nood zaak is om aldaar met enige gastvrijheid ontvangen te worden en water te vinden

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1955 | | pagina 10