GEFOPT
VAN DORDT1E BODEM III
10
Ze waren die dag de linie gepasseerd en, de
traditie getrouw, had die middag zo om
streeks de koffietijd Neptunus, vergezeld van
„vrouw" en gevolg, hen. die voor de eerste
maal op het Zuidelijk halfrond kwamen, ge
doopt. Heel de dag was er een wat feeste
lijke stemming aan boord geweest, welke voor
de enkele passagiers het was maar een
betrekkelijk klein schip culmineerde in
het bal op het achterdek. In de zijgang was
een presenning opgehangen, juist achter de
toegang tot de machinekamer, teneinde het
feest een wat intiem cachet te geven.
De meester, die geen liefhebber van dansen
was, maar qualitate qua het bal moest bij
wonen, had als technicus de taak op zich
genomen de gramofoon te bedienen, onder
beding, dat hij dan niet „als een malloot zou
behoeven rond te sjokken".
lak bij de presenning had hij zich tactisch
opgesteld in een dekstocl, naast het tafeltje,
waarop de gramofoon en waaronder een kist
Heineken stond. Die plek was daarom zo
tactisch, omdat hij 1111 onopvallend af en toe
de vierde machinist kon laven, welke jonge
man nu juist wèl zo graag deel had gehad
in het festijn, maar helaas beneden wacht
had. Als het hem bij het orgel al te benauwd
werd, dan wipte hij even naar boven, gaf
een por tegen het zeildoek, dat het feest aan
zijn blikken onttrok en prompt schoof de
meester dan, volgens afspraak, een flesje
Heineken onder liet doek door.
Maar de vierde was niet de enige, die wacht
in de machinekamer had. Daar liep ook
Bram, de olieman, rond. En Bram had zich
er al een paar maal over verwonderd, dat
de Vierde zo dikwijls aan dek een luchtje
ging scheppen. Dies volgde hij hem onop
vallend, en, nog staande op de trap en leu
nend over de hoge drempel, ontdekte hij wat
de vierde machinist zo dikwijls naar boven
dreef.
Hij glipte snel de trap weer af en toen de
Vierde terugkeerde was Bram onschuldig in
de weer met een enorme oliekan. Even later
vroeg hij, of hij op zijn beurt 1111 ook even
een blaasje mocht gaan pikken, want het
was smoor heet in de machinekamer. De
Vierde vond het goed. Bram wipte naar
boven en daar gaf hij een por tegen de
presenning, gelijk hij het de Vierde had zien
doen.
De meester greep reeds automatisch naar het
kistje onder de tafel, zich vagelijk verwon
derend over de snelle ontwikkeling van de
dorst van de Vierde, toen hij onder het zeil
door een begerige hand zag komen. Het was
een handje als een kolenschop, getatoueerd
met een groot anker, harig, vuil en met
rouwrandjes onder de nagels. Nee, dat was
de hand van de Vierde niet, begreep de
meester. Tegelijk had hij reeds een van de
lege flessen gegrepen en die in de vragende
hand geduwd. Juist eindigde de gramofoon
met enig gekras. In de betrekkelijke stilte,
welke viel, hoorde men plotseling de wereld
première van een reeks knetterende verwen
singen door de tropennacht scheuren. En als
een late vogel scheerde een leeg bierflesje
langs de verschansing. d.
Wij zijn met de geschiedenis van de Sleutel-brouwerij nu beland
aan bet einde van de vijftiende eeuw en daarmede aan het einde
van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, die bijna anderhalve eeuw
lang invloed op hel economische leven in de steden hadden uitge
oefend. Er breekt een tijdperk aan waarin ondanks vele moeilijk
heden Holland en daarmede ook Dordrecht, de oudste stad in
deze gewesten, tot grote economische bloei geraakte. Dit weerspiegelt
zich in de familietraditie, welke met betrekking tot de Sleutel-
brouwerij in de komende eeuwen werd gevestigd.
In 1506 kocht Jan Gheritszoon, brouwer, van Floeris Barthoutszn.
voor de helft en van Aeffgen Claes, weduwe van Alcmade voor een
vierendeel. Die Sloetell. Hier begint de periode, dat de brouwerij
gedurende 221 jaren achtereen in handen van dezelfde familie blijft.
In 1530 wordt Jan Gheritszoon opgevolgd door Gerits Janszoon en
in 1560 wordt diens zoon, genaamd Jan Geritszoon, eigenaar; hij
neemt de naam Brouwer aan. Dit was voor lieden, die tot welstand
kwamen in die tijd gebruikelijk en zo'n familienaam werd dan meestal
afgeleid uil het beroep, dat men uitoefende, soms ook wel uit de
plaats, waar men van afkomstig was of door een andere persoons
aanduiding (de Rijke b.v.). Voornoemde J. G. Brouwer overleed in
1584 (het jaar waarin Willem de Zwijger werd vermoord) en jan's
vrouw, Marijcken van Beaumont, werd eigenares.
Men beleefde toen een woelige tijd. De tachtigjarige oorlog (1568—
1648, het lijkt wel het geschiedenisboekje uit Uw kinderjaren, vindt
U niet?) was voor onze gewesten op een dieptepunt gekomen en de
weduwe zal het dan ook vermoedelijk niet gemakkelijk hebben gehad.
1 och was de brouwindustrie in die jaren bijzonder bloeiend, want
wij herinneren ons uit diverse verhalen over de geschiedenis van het
Biervervoer in de zestiende eeuui
bier, dat de tachtigjarige oorlog voor een groot deel door de bier
accijns werd gefinancieerd. Dat kan men van de laatste oorlog,
waarin ons land betrokken was. niet zeggen, al waren de accijnzen
in 1940 héél wat hoger dan drie eeuwen terug.
Marijcken Brouwer—Beaumont vierde niet lang het beheer over haar
erfdeel. Zij had een dochter, Margaretha, die gehuwd was met de
edelman Hugo Repelaer en deze belastte zich met de leiding van het
bedrijf.
Deze Hugo Repelaer, volgens Nederland's Adelboek geboren in Dor
drecht in 1556, en dus in 1584 nog een jonge man, was lid confrérie
van Rijnsche wijnkopers, lid van de achtraad (1596—1620) en sche
pen van Dordrecht (1603—1619). Na diens overlijden in 1622 zette
Anthony Repelaer (geboren in 1591) de brouwerij voort en ook hij
werd een invloedrijk man in Dordrecht. Daarover echter een vol
geilde maal.
(Wordt vervolgd.)