Parlant du vin
ILL
Bij de eerste aflevering van onze nieuwe rubriek Parlant du vin (Over wijn gesproken) roepen wij onze lezers gaarne
een hartelijk welkom toe. De schrijver - tevens een excellent causeur - is de heer J. Zeilen rath, directeur van onze
wijnhandel Reuchlin B.V. Als wijnkenner-bij-uitstek treedt hij onder meer op als docent aan de cursus vinoloog, Red.
bhh
'AL DE LOIRE
focux-sevmi
CHAPfl
DCMMC
tJBORDEAUXl
'ARMAGNAC,
QAILLAC
De heer Zellenrath tijdens één van zijn wijn
causerieën.
n deze nieuwe rubriek wil ik
proberen wat extra informatie
te geven over wijn. Met dat
extra" bedoel ik die gege
vens, die gewoonlijk niet bij de consu
ment terechtkomen.
Toen ik zo'n twintig jaar geleden mijn
voorlichting over wijn begon, was het
natuurlijk veel gemakkelijker iets nieuws
te vertellen dan vandaag de dag. Het
wijnverbruik was toen een halve liter per
hoofd van de bevolking per jaar en ons
grapje was dan ook steevast: Als u van
avond naar huis gaat hebt u uw jaar
rantsoen geconsumeerd.
Als je in die tijd zei, dat een wijnverbruik
van tien liter per hoofd van de bevolking
in Nederland mogelijk moest zijn, werd
gesneerd dat de wens de vader van de
gedachte is. De pers besteedde toen
nog weinig aandacht aan de wijn; wij
ontvingen hoogstens enkele kreten die
uit wijn producerende landen bij ons op
de telex (was die er toen al?) verdwaald
raakten. Zoals bijvoorbeeld het jaar
1959, dat werd aangekondigd als ,,der
Wein des Jahrhunderts" Ie vin du
siècle", de wijn van de eeuw
De Nederlander begon toen net een
beetje in betere doen te komen De
rantsoenering van veel luxe artikelen,
die tot lang na de oorlog bleef doorgaan,
was voorbij. Er was een willige markt
voor spijs en drank die het leven ver
aangenamen. Evenwel Franse kaas
(stinkkaas!) knoflook, slakken, kikkerbil
letjes en paprika's golden voor de
meeste Nederlanders nog als gruwelijke
zaken „die in Nederland nóóit geaccep
teerd zouden worden".
Toen, rond 1960, waren er mensen die
geld wilden beleggen in de grote wijn
van 1959 en ze kozen daarvoor bijvoor
beeld Beaujolais. Vandaag lachen we
erom, iedereen weet immers dat Beau
jolais appellation générique niet ouder
dan drie jaar mag worden omdat juist
aan de jeugdige frisheid de populariteit
van deze wijn te danken is.
Beaujolais „moest" in die tijd per se op
kamertemperatuur gedronken worden.
Eigenwijs als wij Nederlanders zijn, hiel
den we vol (en dat waren heus niet de
eerste de besten) dat rode wijnen op ka
mertemperatuur geserveerd moesten
worden. Wat de Fransen op de fles
Beaujolais op een halsetiketje schreven:
„servir frais", deerde ons niet. Twistge
sprekken heb ik gevoerd met mensen die
(toen al) menig flesje wijn consumeer
den. Men noemde mij een nieuwlichter,
die geen gevoel voor traditie had omdat
ik vond (en vind) dat Beaujolais best koel
geserveerd mag worden.
We vergeten snel. Gelukkig maar. Je
moet er niet aan denken dat we nu, bij
het huidige verbruik, met zoveel onbe
grip over wijn te maken zouden hebben.
na
COGNAC
Azijnachtige drankjes, gepresenteerd in
flessen voorzien van een mooi etiket en
welluidende namen vonden gretig af
trek. Men zag de drinker van dit onbe
noembare vocht het glas heffen, tegen
het licht en onder de neus houden (zo
stond het immers in de boekjes) zo lang
mogelijk, om daarna met de rillingen
over de rug te drinken, 't Zal zo wel ho
ren, dacht de gekwelde man.
Ja, ja. Nu zo'n twintig jaar later, ligt dat
wel anders. Er wordt in dag- en week
bladen veel aandacht aan de keuken
besteed, kleurrijke recepten uit verre
landen en bijna altijd daarbij een aanbe-