'AMSTEL>
PERSONEELSORGAAN VAN DE AMSTEL BROUWERIJ N.V.
Van ondersteuningsfonds naar sociaal fonds Medeopvoeders
HET SPONGAT
NUMMER 28-3 FEBRUARI 1966
Op 15 januari 1886 werd bij onze brou
werij het Ondersteuningsfonds opgericht.
Het doel van het toenmalige fonds was
het financieel steunen van werknemers
die wegens ziekte en/of invaliditeit wer
den ontslagen. Deze ondersteuning kon
zich ook uitstrekken tot weduwen en
wezen. De uitkering bedroeg maximaal
60 pet. van het weekloon met een maxi
mum duur van één jaar.
De gelden die voor deze uitkeringen no
dig waren, kwamen van de werknemers
en van de werkgevers op fifty-fifty ba
sis. Beiden stortten 1 pet. van het week
loon in het fonds.
Uit het bovenstaande blijkt dat het ka
rakter van het toenmalige fonds meer
lag in het vlak van een pensioenvoor
ziening dan van een fonds van bijzon
dere noden voor de werknemers.
Bezien wij de oprichting van dit fonds
Een leiding van zestig meter langbe
stemd voor de transport van gerst, is
zaterdag 22 januari in één stuk omhoog-
gehesen. De buis loopt van de brug naar
de silo. De gerst jaagt er doorheen met
een snelheid van circa 45 km/u.
in het licht van die tijd, dan liep onze
nog zeer jonge brouwerij op sociaal
gebied vooraan in de rij van de toenma
lige bedrijven. Toch waren de werkne
mers in die dagen niet eens zo erg blij
met bovenstaande voorziening omdat zij
redeneerden: „als ik vroeg dood ga,
strijkt een ander mijn premie op.
Maar ook de werkgevers waren niet zo
erg snel bereid dit financiële offer te
brengen. Zo schreef G. Emants in
1886: „Van het vrijwillig verzekeren
van werklieden door hun werkgevers
mag men zich niet te veel voorstellen.
Er zullen zeker werkgevers zijn die dat
doen, maar de overgrote meerderheid
wordt noch door de zucht om hun werk
lieden een goed lot te bezorgen, noch
door het besef van de plichten die op
hen als werkgever rusten, beheerst."
Toch is het ook een tijd van veel ver
anderingen, veel vooruitgang op velerlei
terrein. Denken wij bijv. aan de opkomst
van de vakbeweging, de arbeidswet
(1889), grondwetsherziening (1887), de
kieswet (1896), de eerste coalitieregering
(het samenwerken van protestanten en
katholieken), de Nieuwe Waterweg ge
reed gekomen, de Stichting van het Con
certgebouw e.d.
De tijd ging voort. De Amstel Brouwerij
breidde zich verder uit, de vraag naar
ons bier nam toe. Een en ander ging
mede gepaard met een uitbreiding van
de sociale voorzieningen. Het is de bij
zondere verdienste geweest van dr. J.
van Marwijk Kooy - een oud-oom van
onze huidige directeur die van 1901-
1907 deel uitmaakte van de raad van
beheer, een pensioenfonds te stichten.
Dit fonds werd in 1918 door ir. J. L.
Bienfait uitgebouwd tot een volledige
ouderdoms- en weduwenvoorziening.
Van die tijd af ging het ondersteunings
fonds zich meer bemoeien met de noden
van de werknemers ten tijde van hun
dienstverband.
Een grote verandering in de geschiede
nis van het fonds trad op in 1946. Bij
de viering van het 75-jarig bestaan van
de brouwerij (vanwege de tijdsomstan
digheden niet in 1945, doch in 1946)
reserveerde de directie een kapitaal van
100.000,-, waarvan het vruchtgebruik
(vervolg pag. 2)
van de jeugd mogen wij noemen al
degenen die - met uitzondering van de
ouders op welke wijze dan ook de jon
ge generatie beïnvloeden.
Het is opvallend hoe weinig de mees
te volwassenen zich bewust zijn van het
feit dat zij medeopvoeders zijn.
Ook in het bedrijf vervullen de volwas
senen deze functie ten aanzien van
de jonge generatie.
Dat men zich van deze rol niet altijd
bewust is, wordt wel bewezen door de
kritiek die vele volwassenen hebben op
de jeugd in het bedrijf.
In dit verband is het wellicht goed even
stil te staan bij de grote geestelijke om
mezwaai die de jeugd moet maken als
zij van de school in het bedrijf komt.
Speelde op school de leeftijdsgenoten en
de rapportcijfers de voornaamste rollen,
de wereld van het bedrijf wordt beheerst
door de volwassenen en door de presta
tie, die nu in geld wordt uitgedrukt.
Het is daarom uitermate belangrijk wat
deze jongeren in het bedrijf van de vol
wassenen ervaren, want deze ervaring
zal van grote invloed zijn op hun hou
ding en gedrag in de onderneming.
Gelukkig zijn er veel voorbeelden van
een positieve beïnvloeding. Vele jonge
ren hebben in die overgang veel steun
ondervonden van goede chefs of colle
ga's aan wie zij zich geestelijk konden
„optrekken". Degenen die in hun jeugd
zo'n hulp hebben ondervonden, zullen
daaraan altijd met dankbare herinnerin
gen terugdenken.
Helaas het komt ook voor, dat de
jeugd andere ervaringen opdoet met
ouderen in het bedrijf. Hoeveel ouderen
laten zich niet negatief uit over het be
drijf of over de chef? Hoeveel ouderen
tonen niet hun afgunst op anderen?
Hoeveel ouderen staan niet wantrou
wend tegenover collega's en chefs? Hoe
veel ouderen staan werkelijk open voor
nieuwe ideeën van anderen?
Als de jeugd de wereld van het bedrijf
binnentreedt dan verwacht zij daar „vol
wassenen" aan te treffen en geen oudere
soortgenoten!
Wij ouderen verwijten de jeugd soms
veel, ook in het bedrijf maar wat
verwijten zij ons?
Zullen wij het ze eens vragen?
Attendens