HET SPONGAT
AM STEL
Onze directeur Ir R. VAN MARWIJK KOOY
Opgeruimd
PERSONEELSORGAAN VAN DE AMSTEL BROU
RIJ N.V.
Nr. 1 9 - 23 september 1 965
„Nourri dans le Sérail", zou men onze
jongste directeur, ir R. van Marwijk
Kooy, gevoeglijk kunnen noemen, „in
het paleis opgevoed". Daarbij moet men
Serail vervangen door Amstel Brouwerij
en „opgevoed" niet al te figuurlijk op
vatten, want een van de bijzondere her
inneringen die deze directeur aan zijn
jongensjaren heeft is, dat hij in 1941
heeft kunnen profiteren van de centrale
keuken, waarvan nog altijd een plaquette
aan de gevel van ons gebouw aan de
Mauritskade gewaagt. „Zij hebben mij
hier uitstekend gevoederd, maar één
ding heeft een tegenzin-voor-altijd ge
wekt: ik kan sedertdien namelijk geen
bieten meer zien."
Het gesprek wordt in de werkkamer
van ir van Marwijk Kooy gevoerd. Een
rustig vertrek kan men het niet noe
men; de kamer bevindt zich in het hart
Wie zijn
onze directeuren
Onder deze titel begonnen wij op
12 augustus j.l. een rubriek waarin
achtereenvolgens onze vier leden
van de raad van bestuur aan U
werden voorgesteld.
Deze vier artikelen ontstonden
naar aanleiding van een NIPO-
onderzoek waaruit was gebleken,
dat 20% van de werknemers
niets van hun directie afwisten.
Indien wij door deze vier „portret
ten" bereikt hebben dat de leden
van onze directie thans voor U
meer zijn gaan „leven", dan is dat
in de allereerste plaats te danken
aan de man, die deze portretten
voor U op zo voortreffelijke wijze
heeft geschilderd. In de rechter
benedenhoek stonden de letters
Bslr, hetgeen de aanduiding was
van de auteur, de heer J. H. Besse-
laar.
Wij willen deze serie artikelen niet
besluiten alvorens de heer Besse-
laar dank te hebben gebracht voor
zijn waardevolle bijdrage aan ons
blad. De leden van de raad van
bestuur zijn wij bijzonder erkente
lijk voor de tijd die zij voor het
„poseren" hebben willen geven en
voor de open en spontane wijze
van reageren.
van de expeditie en het uitzicht beperkt
zich tot muren, wagens en hoge stapels
rode kisten; de geluiden, die van buiten
doordringen, zijn een mengelmoes van
stemmen, stappen en wielengedruis. „Ik
ben hier graag," zegt de technische di
recteur met een vergenoegde glimlach,
„dicht bij het laboratorium en de tech
nische dienst, midden in de drukte van
het bedrijf."
Men behoeft slechts enkele minuten in
zijn gezelschap te verkeren om tot de
overtuiging te komen dat hier een man
aan 't woord is, voor wie dit bedrijf zijn
leven is en wiens herculische gestalte
een sterk en rustig-overwogen overwicht
belichaamt, dat aan dit bedrijf is ont
leend.
Het „nourri dans le Sérail" heeft vooral
een historische betekenis, want al vier
generaties is de naam Kooy aan de
Amstel Brouwerij verbonden. „In 1870
werd deze brouwerij door jhr Charles
de Pesters en Joh. Kooy opgericht. Er
was moed voor nodig en een grote mate
van optimisme, want in die tijd beston
den er ongeveer vijfhonderd brouwe
rijen in Nederland (tegenwoordig zijn
(Vervolg op pag. 2)
staat netjes. Onder deze leuze wor
den in vele gemeenten acties onderno
men om liet publiek te doordringen van
de waarde van een schone woonplaats.
Dat een dergelijke actie ook in ons
bedrijf geen overbodige luxe zou zijn.
werd ons de afgelopen week duidelijk
door enkele klachten, die wij te behan
delen kregen. Een ervan betrof het
slechte gebruik van het sanitair, één de
onooglijke troep, die zich in een cabine
van een vrachtwagen bevond en een
ging over de rommel in gangen en trap
penhuis. Hoe komt het toch dat wij
mensen van '65 thuis zo vol zorg zijn
voor een goede woninginrichting en een
mooie tuin maar éénmaal op het bedrijf
aangekomen (wellicht ook op straat)
ons gaan gedragen als leden van de
meest primitieve volksstam?
Is onze beschaving maar zo'n dun ver-
nislaagje, dat wij onmiddellijk smeer
poetsen worden als wij menen dat een
ander ons niet ziet? Of komt deze zor
geloosheid voort uit luiheid? Of heeft
de heer Kranenberg gelijk als hij stelt
dat de mensen bang zijn 0111 iets schoon
te maken uit statusoverwegingen?
Wij weten het antwoord niet, maar wél
ervaren wij steeds vaker, dat velen zich
niet verantwoordelijk voelen voor de
rommel op kantoor of bedrijf. Wie dan
wel verantwoordelijk zijn? Dat zijn de
„ze". Deze „ze" moeten maar zorgen
voor schone cantines, voor schone toi
letten, voor schone gangen enz.
Van deze „ze" moeten er tenminste
1200 zijn, gewapend met boenders,
stoffers en blik, zodat ze de gehele dag
achter ons kunnen aanlopen om lege
sigarettendoosjes, lege koffiebekertjes,
peukjes e.d. op te vegen.
U vindt dit overdreven? Wij ook. Wij
vinden dat het best anders kan. Wij
vinden dat in een levensmiddelenbedrijf
netheid en zindelijkheid een eerste ver
eiste is. Wij vinden bovendien het wer
ken in een schone omgeving prettiger
en.veiliger.
Zullen wij van vandaag af ons voornemen
om zelf het bedrijf netjes te houden en
het niet overlaten aan de „ze"? Zullen
wij nu eens ZELF afval deponeren waar
het thuis hoort en ZELF de man waar
schuwen die dat niet doet?
En als we dan een schoon bedrijf
hebben, zullen we dan onze vrouwen
uitnodigen om eens bij ons te komen
kijken? Neen, beslist niet eerder!
Attendens
1