Zingen bij het werk
Zingen bij het werk is sinds lang als mid
del beschouwd om het werk te doen slagen.
Tegenwoordig kan men dan ook opmerken,
dat in ateliers en werkplaatsen, het werk
gemakkelijk en moeiteloos verloopt als men
gezamenlijk zingt.
In het Lied van de Klok zegt Schiller o.a.
Wenn gute Reden sie begleiten, dann fliesst
die Arbeit munter fort1).
Ook in de brouwerijen werd vroeger veel
gezongen. Dat dit nu niet meer gebeurt,
wil niet zeggen dat het brouwerijpersoneel
zoveel somberder is geworden. Maar de dag
van het brouwen werd eertijds als een
feestdag beschouwd, evenals de boeren de
oogst met vreugde binnenhaalden.
Toch ligt de oorzaak van het zingen bij
het brouwen in oeroude tijden. Het brou
wen was bij de oude Germanenstammen
een kultus; het brouwsel werd aan de
goden gewijd en zelfs in de voorstelling
van de bovenaardse wereld, het Walhalla,
speelde het genieten van deze drank een
grote rol.
Dat de toebereiding zowel als de aanbie
ding van het drankoffer in de heilige wou
den gepaard gingen met het gezang van
de priesters, is bekend. Daarvan kan het
zonderlinge gebruik om bij het brouwen te
zingen, afstammen. Deze heidense afkomst
werd door de uitbreiding van het christen
dom steeds meer verborgen en verdoezeld,
maar toch werd het door een hardnekkig
bijgeloof in stand gehouden.
Het Finse epos Kalevala (klemtoon op de
eerste lettergreep zoals gebruikelijk is in
het Fins) is het oudste poëtische gedenk
teken van de brouwkunst; ook daarin wordt
over het zingen bij het brouwen gespro
ken, maar daar vraagt het bier er zelf om,
hetgeen uiteraard alleen in een gedicht ge
beuren kan.
Maar niet slechts bij het brouwen moet
gezongen worden, ook bij het drinken van
het bier. Hiervan zegt de dichter van
Kalevala
Heerlijk bier, gij prachtige drank,
Laat de mensen niet zwijgend drinken;
Zet de mannen tot gezang aan,
Tot het lied met gouden mond.
Maar langzamerhand gingen de brouwers
teveel geloof hechten aan het zingen en
1) Als zij met goede woorden (of ge
sprekken) gepaard gaat, verloopt de
arbeid prettig.
meenden zij dat alleen zingen goed bier
kon maken. Vandaar dat boosaardige
Tsjechische gezegde: Laat het zingen maar
achterwege en doe liever meer mout in je
bier... Was dus het zingen onder het brou
wen een uiting van bijgeloof (hetgeen niet
het geval is in werkplaatsen), het brouwers
gilde had meer bezweringspijlen op haar
bijgeloofboog. Want wat wist men van de
beginselen van het biermaken af? Men liet
de wort gisten, ja, maar de geheimen van
het gistingsprocedé waren geen van alle
ontsluierd. En bij gebrek aan technische-
en chemische-wetenschapsmensen moest
men maar vertrouwen op de raadgevingen I
van de alchemisten en charlatans.
Bovenal vreesde de brouwer het verzuren
van het brouwsel, want dan zou al het
voorbereidende werk tevergeefs zijn ge
weest. Om zich hiertegen zeker te stellen,
betrad men allerlei zijwegen, en wel van
de oudste overlevering tot enkele tientallen
jaren geleden. En al die zijpaden waren
ingegeven door het heidense geloof aan
goden en geesten.
Een regel die men goed in ere hield was
Als het bier gist,
Moeten schaar en zout
Op de gistkuip liggen.
De schaar moest het binnendringen van
boze machten verhinderen. Een schaar im
mers heeft in zijn wijdste stand de vorm
van een kruis en daarom ook legde men
op de kuip ook wel een groot houten
kruis, op welks vier einden zout was ge
strooid, opdat niemand het gebrouw kon
verwensen. Ook een sluitboom, in de deur
aangebracht, had de macht verderfelijke
invloeden van buiten te weren en de toe
gang tot het brouwhuis te versperren.
Het meeste verwachtte men echter van be
paalde plantensoorten, die vanwege hun t
heilzame werking aan het gistende gerste
nat werden toegevoegd. In de Germaanse
kuituurgeschiedenis wordt dikwijls over de
netel gesproken als van een plant die het
zuur worden van het bier zou kunnen ver-
hinderen.
Het is niet moeilijk de mytologische wor
tels van dit bijgeloof aan te tonen. De
netelplant was aan Donar gewijd, die tevens
als de beschermer van het brouwwezen
vereerd werd.
Welk middel zou dus meer geschikt zijn
om de schutsheer van de hemelse brouw-
(Slot op pag. 13)
12