na weer tegenkwam, „ik ben nog aan het
zoeken. Ik wil beslist het beste van het
beste hebben. Een licht modelletje. Maar
vertel 'es: hoe wéét jij eigenlijk dat ik een
wagentje zou krijgen? Ik heb er nog met
bijna niemand over gepraat".
„Van jouzelf", antwoordde ik, „ik heb het
van jouzelf. Jij hebt het me zelf verteld
een poosje geleden. Toen zei je nog dat je
het oog had op een Radow of zoiets..."
„Zei ik een Radow?", riep Thijs hier uit,
,.zéi ik dat! Nou als er één wagentje is
dat je niet moet nemen, jongen, dan is dat
wel een Radow. Een RadowDie zuipt ge
woon. Die zwelgt je brandstofje. Die vreet
je duitjes. Nee, ik heb een ander op het
oogeen Frans dingetje. Een Nuye d'Ar
gent,, inhoud elf honderd zeven en zeventig
en één op dertien! Dertien! Ik denk ook
over de SunkistArivs Eleven. Heel mooi
zon Sunkist. En dan in een fijn kleurtje.
Een sjiek kleurtje
Hier betrok het gezicht van Thijs. „Maar
weet je wat nou zo beroerd is bij zo'n
kleurtje. Ik wil een gedekt kleurtje. Maar
Truus wil een sprekend kleurtje. Welk
kleurtje weet ze niet want elke dag wil ze
wat anders. Nou en ik kijk naar de kwa
liteit van de motor en zo en de remmen.
Naar de cylinderinhoud
en naar de carburateuren", zei ik.
„Ja bijvoorbeeld", zei Thijs me van ter
zijde scherp aanziend bij deze deskundige
woorden. „Maar bij een vrouw is dat heel
anders, snap je wel; die let meer op het
bloemenvaasje, op onnozele dingen als de
kleur van de bekleding, op het kastje in
het dashboard of op het klokje of op de...
„...de clown in stroomlijn", zei ik ineens.
„Hoe bedoel je?", vroeg Thijs, door deze
opmerking duidelijk in de war geraakt,
maar voordat ik verder kon gaan stopte er
een klein gloednieuw wagentje voor ons en
sprong een alert snel man in een kwiek
costuum veerkrachtig naar buiten, een en al
glimlach en riep: „Nu ik u toch zie: hier
is nu dat model waar ik u van de week
over sprak. Gaat u hier nou's zitten. Pro
beert u dit wagentje nou 'es. Stap nou 's
inDan rijen we 's lekker naar Amersfoort
of zo en dan eten we daar wat en weer
terug. Dan zult u zien wat een prettig dank
baar dingetje dit is. En goedkoop
„Maar dan moet ik eerst even opbellen",
zei Thijs nerveus, „dat ik een proefritje ga
maken. Dan ga ik mee" en weg was Thijs
om te bellen. En ik stond daar een beetje
bij die heer en glimlachte beleefd naar hem
en zijn wagentje.
Toen kwam Thijs alweer aan: de panden
van zijn jas wijd uitvliegend.
„Truus was thuis, maar ik kon de baas niet
krijgen. Wil jij (vroeg hij toen aan mij)
niet even voor mij de baas bellen en zeg
gen dat ik even een proefritje maak. Mór
gen ben ik er weer, zeg maar! Dag!"
En weg reden ze. Naar Amersfoort. Ik keek
ze lang na.
De baas zelf, een kort aangebonden man
leek mij, met een bijna hoorbaar suizende
verhoogde bloeddruk, dacht, nam zelf de
telefoon aan op de zaak van Thijs. Ik gaf
mijn boodschap.
„Alweer!", was het eerste wat de baas
van Thijs grauwde, „alweerIs hij alwéér
proefrijden?"
„Ja", zei ik uiterst beleefd voor Thijs,
„maar er is ook zoveel keus en je kunt niet
voorzichtig genoeg zijn met de aanschaf
van een wagentje" en legde daarna pein
zend de telefoon op de haak.
Nu, er was reden voor de baas van Thijs
om'„alweer" te roepen, vertelde Miep me
's avonds.
„Zei hij dat?" riep ze, „zei hij echt: al
weer? Dan hoef je ook niet te vragen hoe
die Thijs in de weer is met dat wagentje.
Nou Truus zegt, dat hij gewoon elke mor
gen en middag en nu al weken en weken
lang door autodealers wordt opgehaald en
rondgereden. Soms komt hij zelfs aange
schoten thuis. En éten dat ze hem laten.
Truus zegt: hij is kilo's aangekomen. Zo
18