cus, dat nog in morgennevels tussen zijn
groene oasen ligt, voorbij. Maar dan wordt
het landschap, waarboven het vliegtuig hob
belend en stotend voortdendert, heel spoe
dig van een mistroostige, bruingele dorheid,
aan de einder haast onmerkbaar vervloeiend
met de lucht.
Naast me zit een oude Saoediër, typische
'sheikh' in de mooie traditionele dracht van
deze landen (hoog-gesloten pastoors-soutane
van lichte stof, onder een wijde en door
zichtig dunne, breed met goud gebiesde,
zwart-paardeharen mantel; de witte hoofd
doek op zijn plaats gehouden door goud
met-zwarte koorden, die op foto's de indruk
van een kroon wekken).
De overige passagiers zijn meest Irakezen;
enkele families, compleet met oma's, onge
trouwde tantes en andere schuchtere vrou
wenfiguren, die op de terugweg zijn van
hun vacantie in de Libanon, zomer-paradijs
voor de bewoners van de hete ommelanden.
De vrouwen doen in hun zwarte gewaden
(waaronder ze heel moderne, kleurige jurk
jes dragen) erg aan nonnen denken; de
mannen zijn haast allen in Westerse kleding.
12.000 Voet beneden ons begint de Syrische
woestijn.
Het is midden augustus en de oogst (over
wegend gerst en tarwe) is al lang van het
veld. De stoppelvelden zijn alleen nog aan
de, zelfs op grote hoogte goed zichtbare,
ploegvoren van de onbebouwde woestijn te
onderscheiden.
Een enkel dorpje, omringd door dorsplaat-
sen, waar nu de spannen ossen of muilezels
de dors-slee rondtrekken over een dikke
laag aren en zo het graan uit het stro los
maken.
Weldra zijn er geen bebouwde velden meer
te zien; het land is te droog en de dorre
woestijn, eindeloos en troosteloos, strekt
zich in alle richtingen uit. Elke dag op
nieuw gebraden door de felle zon, die
maandenlang uit de haast altijd wolkenloze
hemel brandt. Alleen in de korte winter
regent het hier soms wat; soms in een jaar
of langer helemaal niet.
In deze verlaten streken trekken alleen nog
de Bedoeïnen, nomadische herders, rond,
hun grote kudden schapen, geiten en kame
len (eigenlijk zijn het dromedarissen) wei
dend op deze wel bijster schamele gronden.
We zijn te hoog om nog in het sterk
heuvelachtige bruine zand- en steen-land-
Zwarte geitenharen familietenten
13