Het blonde goud van Namibië Namibië. Het land in Zuid-West Afrika, waar wild samendromt bij de glinsterende waterpoelen van Etosha National Park en toeristen afkomen op het eindeloze roodbruine zand van de Namib, de oudste woestijn ter wereld. Maar deze nog jonge democratische staat heeft meer te bieden dan natuur alleen. De goede infrastructuur en de vriendelijke mensen lokken vele buitenlandse investeerders. 14 De brouwerij in Windhoek Tekst Marguerite de Ruijter Heineken heeft in 2003, samen met het Britse drankenconcern Diageo, een belang van 28,9 procent genomen in de enige bier brouwer van het land, Namibia Breweries Limited (Nambrew). Nambrew heeft de afgelopen vier jaar een eigen distributienetwerk in Zuid-Afrika opgezet, dat nu naast het eigen merk Windhoek ook Heineken gaat bedienen. Zo wil het de concurrentie aangaan met South African Breweries/Miller, dat in dit land een monopoliepositie heeft. Namibië is jarenlang een Duitse kolonie geweest en dat is nog te merken aan de vele Duits aandoende plaatsen in het land, zoals Swakopmund, waar je zelfs nog apfelstrüdel bij de koffie kunt krijgen. Ook Nambrew is een van oudsher Duitse brouwerij, die als een combinatie van vier brouwerijen in 1920 Marcus von Blottnitz het levenslicht zag als South-West Breweries. Oprichters waren de Duitsers Carl List en Hermann Ohlthaver. In 1986 werd een nieuwe brouwerij geopend in de hoofdstad Windhoek en met de onafhankelijkheid in 1990 kreeg de brouwerijgroep de huidige naam. Anno 2004 exporteert Nambrew haar bier naar maar liefst 22 verschillende landen. Daarnaast heeft het met het merk Windhoek een marktaandeel van dertig procent veroverd in de top van de markt in Zuid-Afrika. Sinds 1 september 2003 staat er opnieuw een Duitser aan het hoofd: general manager Marcus von Blottnitz. Maar hij heeft zijn 'heimatt' in Namibië, waar hij is geboren, en in Zuid-Afrika waar hij ongeveer de helft van zijn leven heeft door gebracht. "Ik ben wat ze hier noemen een blanke Heineken

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 2004 | | pagina 14