ACHT EEUWEN UIT fl\l GOEI VAT GUIMSTIG GELEGEN De stad 's-Hertogenbosch had een gunstige ligging voor de ontwikkeling van brouwnijverheid. Door de rivie ren Aa en Dommel was de belangrijk ste grondstof voor het bier -water- volop aanwezig. Het was bovendien vanwege zijn helderheid uitstekend brouwwater. Over de rivieren kon transport plaatsvinden. Vlakbij Den Bosch was er veel turf en er waren belangrijke hopvelden. Pas in de ne gentiende eeuw verdween de hop teelt door plantenziektes en import van Vlaamse hop. Tot het begin van de twintigste eeuw bestond de brouwnij verheid hoofdzakelijk uit kleinbedrijf of als agrarisch nevenbedrijf. De boer boerde in de zomer en brouwde in de winter. Gemiddeld werkten er twee a drie mensen. De eerste wat grotere bedrijven met 50 a 60 personeelsleden Op donderdag 4 september 1958 opende Prins Bernhard de brouwerij. Hier krijgt hij uitleg over de bottelarij. Links naast de Prins de heer A.H. Heineken ontstonden pas in de negentiende eeuw in Amsterdam. In 1861 had de grootste Brabantse brouwerij zes arbeiders. In de tweede helft van de vijftiende eeuw telde 's-Hertogen bosch tussen de honderd en 120 brou werijen. De Bossche brouwerijen waren omstreeks 1600 vooral gelegen aan de Hoge Steenweg, de Vughter- straat, de Kruisstraat, Hinthamerstraat en het Hinthamereind. Allemaal dicht bij de Binnendieze. Er waren strenge controles. Zo was er in 1445 een graan voorschrift uitgege ven, waarin stond dat de brouwers maar één kwaliteit bier mochten brouwen. Er kwamen ook regels die het gebruik van geijkte vaten en maten verplicht stelden. Werken op zon- en feestdagen was toen inmid dels een jaar verboden verklaard. Maar de Bossche brouwers vroegen ontheffing omdat ze het brouwproces niet konden onderbreken. CILPE In 1649 vroegen de Bossche brouwe rijen voor het eerst toestemming een eigen gilde op te richten. Pas in 1675 was het zover dat een 'coopbrouwers- gilde der stadt 's-Hertogenbosch' werd goedgekeurd. Hierin was de bescher ming van de economische positie van de toenmalige brouwers en Bossche burgers vastgelegd. Er waren allerlei regels waaraan de brouwers zich moesten houden. Zo mochten ze bij voorbeeld niet meer met St. Nicolaas of Pasen relatiegeschenken aan hun klanten geven. Ook was het verboden 'bij dronckenschap ende gulsicheijt ijets oneerlijcx offte onbetamelijcx' te doen. Maar het Bossche bierbrou- wersgilde was geen lang leven bescho ren. Twaalf jaar na de oprichting hief de Bossche stadsregering het weer op. Nieuwe verzoeken van de brouwers hielpen niet. De brouwers bleven een vrije beroepsgroep. VAN VOLKSDRANK NAAR GENOTMIDDEL In de loop van de achttiende eeuw ging het minder met de Nederlandse brouwnijverheid. Aan de ene kant was het bier er in kwaliteit op achter uitgegaan, omdat de brouwers door de sterk gestegen graanprijzen steeds minder graan en steeds meer kruiden gebruikten bij het brouwen. En aan de andere kant kwamen er allerlei nieu we dranken op de markt. Thee, koffie, cacao en sterke drank raakten in opmars. Eerst alleen bij de rijken, later ook bij de arbeidersklasse. Tegenover het toenemende aantal branderijen (Schiedam telde in de zeventiende eeuw ongeveer tien branderijen, maar in 1798 260) stond afname van het aantal brouwerijen. Van 1748 tot 1768 halveerde het aantal brouwerij en in het gewest Holland bijna en ble ven er nog 57 over. In Limburg en Brabant waren er meer: Brabant telde in 1819 nog 240 brouwerijen. Maar ook hier verdwenen brouwerijen door concurrentie van het platteland en de sterk veranderende drankcul tuur. Maar de stad 's-Hertogenbosch telde er nog maar zes a acht. De Bos sche brouwers bekleedden vaak belangrijke maatschappelijke functies. NIEUWE TECHNIEKEN Was er in Europa in de achttiende eeuw nog sprake van agrarisch nevenbedrijf en kleinbedrijf, in Enge land was er al sprake van een echte brouwindustrie. De grootste uitvin ding is wel het gebruik van de stoom kracht geweest. Brouwers gebruikten stoomkracht voor het aandrijven van de maalinstallatie voor het schroten van mout en water- en bierpompen. Met het hete water, dat afvalproduct was, konden de bierketels worden gereinigd. En later kon de stoomma chine ook de bierketels verwarmen. De eerste Nederlandse brouwerij die sinds ongeveer 1860 volgens eigen opgave 'geheel door stoom wordt gedreven en alzoo eenig in hare soort hier te lande kan genoemd worden' was de Amsterdamse brouwerij 'De Hooiberg'. Dezelfde brouwerij, die in 1863 door de toen 22-jarige Gerard Adriaan Heineken werd gekocht. Zo ver waren de Brabantse en Limburgse brouwers echter nog lang niet. Pas in de jaren zestig en zeventig introdu ceerden zij de stoomkracht. Andere 'wetenschappelijke' uitvin dingen volgden. Bijvoorbeeld de ther mometer. Veel nauwkeuriger dan het oog, het gevoel of de elleboog van de brouwer, die tot dan toe werden gebruikt. Ook de saccharometer deed zijn intrede: een instrument om het stamwortgehalte van de wort en dus bij benadering het latere alcoholgehal te van het bier, te bepalen. Een belangrijke uitvinding was de kunst matige koeling. Deze uitvinding kwam ook uit Engeland. Een Duitse werktuigbouwkundige ontwierp voor die tijd (eind negentiende eeuw) tech nisch hoogstaande koelapparatuur, die ook bij Heineken werd geplaatst. Door de koelmachines was het moge lijk geworden ondergistend te brou wen in tegenstelling tot het bovengis tende brouwen, zoals dat tot dan toe gebeurde. De Nederlandsche Beiersch Bierbrouwerij in Amsterdam was de eerste brouwerij in Nederland die op ondergistend brouwen overging, de Heineken brouwerij was de tweede in 1873. In dat jaar werd ook besloten een tweede brouwerij in Rotterdam op te richten. Eind negentiende eeuw werd ook veel onderzoek gedaan naar de omzetting van zetmeel in suikers en naar het gistingsproces. In 1885 richtte Heineken een eigen laboratori um op in Rotterdam, waar de schei kundige dr. Elion (een leerling van Louis Pasteur) de beste gistvariëteit wist te kweken: de Heineken A-gist hadden wel een heel speciale methode om helder bier te verkrijgen: sommi gen kookten bijvoorbeeld kalfspoten, kalfskopgelei of oesterschalen mee. Methodes die vandaag de dag gelukkig niet meer nodig zijn.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1998 | | pagina 18