GOEI VAT
fe
Histi
le la bière 0.
|on :nne au 18' siècle.
ANDERE TECHNIEKEN
Vooral na de dertiende eeuw werd het
bierbrouwen een beroepsmatige be
zigheid. Dat kwam mede door de
opkomst van de steden. Brouwtech-
nieken verbeterden, waardoor betere
bierkwaliteit en hogere productie
mogelijk werden. Het aantal stedelijke
brouwerijen nam explosief toe. Hierin
werd niet langer het bier in gewone
potten of pannen gebrouwen, maar in
grote aardewerken kogelpotten met
een maximuminhoud van 150 liter.
Om afgetapt te kunnen worden kre
gen ze een zogenoemd spongat in de
buik, afgesloten door een houten pen.
Ze stonden op comforen boven het
vuur. Vanaf ongeveer 1300 werden de
aardewerken potten vervangen door
koperen ketels, die op bakstenen
ovens stonden. Er konden nu grotere
brouwsels worden gemaakt. In het
jaar 1300 bedroeg een brouwsel 150
liter, tweehonderd jaar later 4.000 liter.
Tussen 1300 en 1500 vonden de be
langrijkste ontwikkelingen plaats. Be
langrijk was ook de introductie van
Londense brouwerij in de achttiende
eeuw met mechanisch roerwerk
aparte (grenenhouten) beslagketels.
De laatmiddeleeuwse brouwer was
een volleerd ambachtsman. Bierbrou
wen was voor hem vooral een kwestie
van goede grondstoffen, een juiste
timing, goed gereedschap en vooral
veel gevoel. De kennis en techniek in
de bierbrouwerij anno 1500 waren op
zo'n peil, dat hieraan tot in de negen
tiende eeuw niets veranderde.
Het thuisbrouwen bleef overigens nog
lang bestaan, al werd het percentage
minder. Brouwen voor commerciële
doeleinden heette 'koopbrouwen'.
Omstreeks 1400 moet deze manier
van brouwen in 's-Hertogenbosch be
langrijker zijn geworden dan thuis
brouwen. Driehonderd jaar later was
nog een ander fenomeen bekend: de
zogenoemde 'burgergebrouwten', een
variant op het thuisbrouwen. Mensen
gingen met hun eigen granen en
eventueel andere grondstoffen naar
een brouwerij om voor hen te laten
brouwen.
CEZELLIC UIT
En wie niet thuis bier dronk, deed dat
wel in een van de ontelbare herbergen
die Den Bosch rijk was. De herbergen
worden al genoemd in het oudste
Bossche stadsrecht uit 1185. Daarin
staan uitgebreide regels over herberg
bezoek. Aanvankelijk was de herberg
een trefpunt voor kooplieden. De her
berg vervulde dan ook een vitale func
tie. De uitbater van de herberg, de
waard, had een belangrijke maat
schappelijke positie. In de dertiende
eeuw was het gezamenlijk bezoeken
van een herberg een veel voorko
mend sociaal gebruik. Je kon echter
niet zomaar in elke willekeurige her
berg iets gaan drinken. De Bossche
naar die na een lange wandeling of rit
te paard in een van de omliggende
'Acht eeuwen uit 'n goei vat' is geschreven door drs. Paul van Dun. Het
is geschreven in opdracht van Heineken Den Bosch ter gelegenheid van het
40-jarig bestaan van deze brouwerij. Het boek is bestemd voor medewerkers,
niet-actieve medewerkers en Heinekenmedewerkers met als hoofdstandplaats
Den Bosch en voor medewerkers van Van Dorst, Liebrand en Olderaan en mede
werkers van Commercie Den Bosch.
Het boek telt 168 pagina's en is rijk geïllustreerd. De tekst in dit Vers van 't Vat-
artikel is slechts een greep uit de uitgebreide tekst.
Het naslagwerk is in zeer beperkte oplage te koop bij enkele boekwinkels in Den
Bosch. Het ligt uiteraard ook ter inzage bij de Heineken documentatiecentra.
dorpen bier wilde drinken, kreeg een
boete. Dit drinken in een andere
woonplaats werd beschouwd als 'ille
gaal drinken' om de belasting te ont
duiken van de stedelijke accijnzen en
moest dus worden beboet.
SOORTEN BIER
Er waren verschillende soorten bier.
Witbier, bruin bier, ale, dubbel bier en
enkel bier. Dubbel bier was zwaarder
en duurder, er werd meer graan en
hop voor gebruikt dan voor enkel bier.
Het goedkoopst was het
zogenoemde scharre
bier of dunbier. Hier
over hoefde de brou
wer vaak zelfs geen
accijns te betalen.
Omdat er geen koel-
ingstechnieken
waren, was er ook
verschil tussen zomer-
bier en winterbier. Zomer
bier was maar kort houdbaar,
terwijl winterbier zwaar inge-
brouwen en sterk gehopt was.
Dit bier was ook in de daarop
volgende zomer nog drink
baar. De brouwtijd varieerde
per soort bier. Bruine bieren
moesten langer koken dan
witbier. Gemiddeld werd
meer dan drie uur gekookt.
Van oudsher kregen veel bie
ren de naam van de plaats
van herkomst. In de perio
de 1400-1800 was in
het gebied van de
Lage Landen onder
andere het Gouds
Kuitbier heel gewild.
Vanuit Gouda werd dit gruit
bier in de vijftiende en zestiende eeuw
ook veel afgezet naar Vlaanderen en
Brabant. Het was goedkoper dan hop-
bier en kwalitatief beter dan dun bier.
In later eeuwen ging de voorkeur uit
naar de in Breda en Nijmegen (het
molbier) gebrouwen bieren.
Ook gelegenheidsbieren kregen een
aparte naam. Voorbeelden zijn kermis-
bier, bruiloftsbier, kwanselbier (waar
bij ongehuwde jeugd van een bruid
spaar bij hun huwelijk bier als traktatie
opeiste), pannenbier en groevebier. Er
was ook nog een onderscheid tussen
binnen- en buitengebrouwen bieren:
de eerste werden in de eigen stad
gebrouwen, de tweede niet.
Vanaf ongeveer 1700 nam de vraag
naar helderder bier toe. De brouwers