UIT
brande schelpen, allerlei kruiden, pijn
bomenhout, haver met stro of as van
alsem en beuken. Om verschaling van
het bier tegen te gaan, werden bundel
tjes met rijpe haver in het vat gehan
gen.
MIDDELEEUWSE SMAAK
Naast water waren in de lage landen
spelt, haver, tarwe en gerst de belang
rijkste grondstoffen voor het middel
eeuwse bier. In de loop van de Middel
eeuwen nam gerst de plaats in van
demoeilijk versuikerende haver. Met
een kruidenmengsel werd het bier op
smaak gebracht en geconserveerd: de
gruit. Het belangrijkste bestanddeel
van de gruit was (de al bij de Germa
nen bekende) gagel. Ook wel possent,
Brabantse mirt of vlooienkruid ge
noemd. Een gewas dat alleen op ta
melijk zurige moerasgronden groeide.
De gagel gaf het bier een eigenaardig
wrange kruidachtige smaak. Eventu
ele bitterheid kreeg het bier van de
hars, die samen met bekeler (laurier)
in het gruithuis werd gestampt en
gemengd. De gruit werd verkocht
door de zogenoemde gruiter, die in
dienst was van de bezitter van het
gruitrecht. Dat gruitrecht was na
invoering van het recht omstreeks het
jaar 800 in handen van landheren,
voor wie de gruit een echte bron van
inkomsten was. Iedereen mocht dan
wel brouwen, maar je was wel ver
plicht je gruit van de door de lands
heer aangestelde gruiter te kopen.
Een eeuw later nam het hopgebruik
toe en verloor het gruitrecht aan bete
kenis. Hop geeft het bier een betere
houdbaarheid en een licht bittere
smaak en aroma.
Vrouwen konden in de negentiende eeuw volgens sommi
ge brouwers maar beter niet in de gistkelder van de
brouwerij komen, want anders zou het bier verzuren.
En als je helder bier wilde brouwen, moest je kalfs-
poten of oesterschalen meekoken, wisten de achttien-
de-eeuwse brouwers... Deze en andere wetenswaardigheden
staan te lezen in het boek 'Acht eeuwen uit 'n goei vat', dat de histori
cus Paul van Dun schreef op verzoek van Heineken Den Bosch ter gele
genheid van het 40-jarig bestaan van onze Bossche brouwerij.
Drs. Paul van Dun beschrijft in zijn
boek de bier- en brouwerijge-
schiedenis van 's-Hertogenbosch en
omgeving.
Het begint met een korte historie van
de stad 's-Hertogenbosch en omstre
ken. Hoe de stad acht eeuwen geleden
predes ontstaan is, is niet geheel dui
delijk. Het zou kunnen dat hertog
Hendrik I van Brabant omstreeks 1185
een vestingstad heeft gesticht nabij het
domein Orthen. Een andere, wellicht
meer aannemelijke, mogelijkheid is
dat de stad is ontstaan als een vestiging
van vrije kooplieden die afkomstig
waren uit het naburige Rijn-Maasge
bied. In de dertiende eeuw wordt de
naam Buscoduds - 's-Hertogenbosch -
voor het eerst gebruikt. De stad ont
wikkelde zich vooral als handelsstad.
Van begin af aan werd er veel bier
gebrouwen. Dat is niet zo verwonder
lijk want in tegenstelling tot water en
melk kon bier veilig worden gedron
ken, omdat tijdens het brouwproces
het brouwwater gekookt wordt.
Iedereen, jong en oud, dronk daarom
dagelijks bier. Vrouwen en kinderen
Gerritje, het enige biertankschip
ter wereld
dronken overigens overwegend lich
ter bier, het zogenoemde scharrebier.
De stad voer wel bij het grote bierver-
bruik, want op bier werd acdjns gehe
ven. In 1399 leverde de bieracdjns
niet minder dan een derde van de
totale belastingopbrengst op. In de
zestiende eeuw en de zeventiende
eeuw dronken de mensen gemiddeld
nog zo'n vierhonderd liter bier per
jaar. (Ter vergelijking: in 1997 dron
ken we in Nederland 86,4 liter per
hoofd van de bevolking...)
VROUWEIU EN BIER
Brouwen was een vrouwentaak. Dat
was al zo bij de Germanen. Pas in de
tijd van Karei de Grote (742-814)
wordt voor het eerst melding gemaakt
van mannen als beroepsbierbrouwers.
Maar gedurende de hele Middeleeu
wen waren het de vrouwen die voor
hun eigen huishouding het bier
brouwden. Vaak ook brouwden zij
bier voor de verkoop. Later kwamen
er tijden dat vrouwen niet altijd meer
welkom waren in een brouwerij. Ver
zuring van het bier was bijvoorbeeld
het grootste probleem van de brou
wers. Dat kwam door verontreiniging
van het gereedschap of contact met
zuurstof. Maar de achttiende-eeuwse
Hollandse brouwer Van Lis meende
dat verzuring kwam door rozengeur
en door blikseminslag. Daarom moest
je volgens hem 'dondernetelen' of
zout op de rand van de koelbakken
leggen. Een andere, negentiende-
eeuwse, brouwer verbood vrouwen
in de gistkelder te komen om verzu
ring te voorkomen...
Was het bier toch verzuurd, dan wer
den allerlei middelen gebruikt om het
bier weer drinkbaar te maken. Er
werd bijvoorbeeld riet- of vruchten
suiker toegevoegd. Of kalk van ge-