HET GELEENDE KERSTFEEST Collega Rinus Kooy (medewerker EFI Taskforce) schrijfl in zijn vrije tijd verhalen. Hij bood spontaan aan een kerstverhaal te maken, speci aal voor deze Vers van 't Vat. "Wat had je gedacht van een paar kunst takkies en een kerstbehangetje?", vroeg de man met de rode knobbelneus die, omdat hij net zo zuinig op zijn haar was als op zijn geld, voorzichtig met zijn benige hand over zijn vrijwel kale hoofd streek. "Hel kerstfeest moet je ruiken, neus," antwoordde de lange, magere man met de licht uit-puilende ogen die vroeger advocaat was geweest. "Moet het nu echt? Al die moeite?" zuchtte de dikke, bijziende man die zijn vettige bril had afgezet en hijgend zijn glimmende, bezwete voorhoofd met de mouw van zijn groezelige overhemd droogdepte. "Zeker te veel werk voor je, Porki," gromde de magere man. Een week lang had de ex-advocaat op een vriendelijke manier geprobeerd de anderen ervan te overtuigen dat ze dit jaar het kerstfeest met een echte kerst boom moesten vieren, met lichtjes, goudkleurige ballen en engelenhaar. "Een paar wierookstokjes kan toch wel?" had de man met de knobbelneus, die vroeger een paar maanden misdie naar was geweest, gevraagd. "Zonde van alle energie," had de bijzien de man gemopperd nadat hij, bij het vooruitzicht op een paar eenzame dagen, uiteindelijk was gezwicht. Het had de magere man veel moeite gekost om een geschikte plek te vinden, maar na een paar dagen was hij erin geslaagd om bij een bevriende café-eige naar een onderkomen te bemachtigen. "Neem de schuur maar," had de kaste lein, die van het gezeur afwilde en de drie zwervers voor een avond een warm plekje gunde, gegromd. "Eigenlijk is het een stal, maar het is er in ieder geval warm en droog." 't Is er toch wel schoon, he,had de bij - ziende man, die allergisch was voor stof en stro, gevraagd." "In ieder geval schoner dan jouw han den," had de kastelein de bijziende man, die hij niet kon uitstaan, toegebeten. "Kunnen we een paar kratjes bier en wat jenever krijgen? Na de Kerst reken ik wel af," had de magere man na enige aarzeling gevraagd. "Handje kontantje, Moscovic." De kaste lein kende zijn pappenheimers lang genoeg. Als het op betalen aankwam moest je een ijzeren geheugen hebben. Een paar avonden waren ze bezig geweest met de voorbereidingen. Een boom uitzoeken was geen probleem. Op een avond hadden ze onaangekon digd de opslagplaats van een markt koopman bezocht. De magere man ken de alle marktlieden en het was niet moeilijk geweest om uil te vinden waar ze hun voorraad bewaarden. Het was lastiger om de juiste boom te vinden, want de man met de knobbelneus wilde per se een deense blauwspar. "Goed kijken, Porki. Tinus heeft er vast een paar verstopt," wist hij met stellig heid te beweren. Scheldend en tierend had de bijziende man, voorzien van een zaklantaarn, zich zonder handschoenen langs de stekelige takken geworsteld, waarbij de naalden voortdurend in zijn handen en zijn gezicht prikten. Na een aantal pogingen, waarbij hij languit tus sen de kerstbomen terecht was geko men, was hij er eindelijk in geslaagd om een blauwspar te vinden. "Heb je nu je zin?" had hij de man met de knobbel neus gevraagd, terwijl hij, met een van pijn vertrokken gezicht, de naalden uit zijn handen trok. "Mooi boompie," had de man met de knobbelneus goedkeurend gemompeld. Het vinden van de verlichting was iets moeilijker. Vooraf waren ze op een koopavond naar het winkelcentrum getrokken 0111 de fel versierde winkels te bekijken. "Voorlopig doen we het hier maar mee," had de ex-advocaat gezegd toen ze bij de juwelier waren aangekomen en hij de verlichting had bekeken, terwijl zijn kennersblik door de rijk gevulde etalage- gleed. "Later kom ik nog wel eens terug." "Waarom later?" had de bijziende man gevraagd, terwijl hij naar een paar met diamant ingezette gouden armbanden wees. De ex-advocaat had de bijziende man woedend aangekeken. "Als je met aluminium armbandjes kerst wil vieren moetje maar wachten tot wij weg zijn." 's Avonds laat waren ze met een flinke ladder teruggekomen en in een paar minuten had de magere man de verlich ting losgemaakt. Toen hij naar beneden wilde klimmen was hij over een loshan gend snoer gestruikeld. Luid tierend had hij zijn achterhoofd betast waar een pijnlijke bult de omvang van een struis vogelei begon aan te nemen. "Zo, dan weet je ook 's wat het is om een bult te hebben," had de man met de knobbelneus gegrinnikt. Met de verlich ting in een flinke weekendtas waren ze, de grote straten ontwijkend, naar de schuur teruggewandeld. "Ik mis nog wal," had de magere man gezegd nadat ze een deel van de verlich ting in de kerstboom hadden gehangen. "Te veel licht," had de bijziende man, die een nachtmens was, gemopperd. "Een paar kaarsjes was zat geweest." "Komt mooi uit. Dan ken ik je een beetje in de smiezen houen," gromde de man met de knobbelneus die de bijziende- man voor geen stuiver vertrouwde. Toen de magere man had voorgesteld om voor een avond niet alleen de ezel maar ook een paar schapen van de kin derboerderij te lenen was voor de bij ziende man de maat vol. "Daar ben ik allergisch voor," had hij al proestend geprotesteerd. Het vooruitzicht alleen al deed het water door zijn neus lopen. "Alleen het ezeltje dan, een kleintje?" "Komt niks van in," had de bijziende- man gezegd. "Dan vier ik het kerstfeest wel bij het Leger des Heils." "Schenk jij de glazen nou 's vol, neus. Dan nemen we vast een voorschot," had de magere man gecommandeerd. "Mis schien kom ik nog op een idee." De bejaarde pastoor van het kleine, barokke kerkje dat een paar straten ver derop lag, had zich de dag daarop afge vraagd welke ongelovigen er in zijn parochie waren komen wonen, nadat hij had ontdekt dat zijn kerststal, de fraaiste van hel hele bisdom en zo mooi dat zelfs de bisschop er een keer speciaal de mis had opgedragen, was geplun derd. Zijn grootste trots, een door hem zelf getimmerde kribbe, was verdwe nen, evenals de os, de ezel, de schapen en de cherubijntjes die boven de kribbe hadden gezweefd. Het enige dat de onverlaten achteloos in een nis hadden achtergelaten waren Maria, Jozef en het kindje. Hoofdschud dend was hij naar de sacristie teruggelo pen om zich al mompelend van zijn sou tane te ontdoen. "Hopelijk komen ze van een kouwe kerstmis thuis." Buiten joeg een koude oostenwind door de verlaten straat, de stuifsneeuw opho pend tegen de buitenmuur van de schuur waar de drie zwervers zich behaaglijk haddden geïnstalleerd. "Zing nog 's wat, Luciano," vroeg de ex- advocaat aan de bijziende man, die met een fles brandewijn onder handbereik, het dichtst bij de kerstboom stond. "Maar alsjeblieft geen Stille Nacht." "Wat had je gedacht van een engels lied je?" vroeg de bijziende man die, omdat hij vroeger een zuivere en heldere stem had, op een zangkoor had gezeten en zich er nog steeds op beroemde diverse solo-partijen te hebben gezongen. "Once in Royal David's city..." De neus grinnikte terwijl hij naar de bij ziende man keek die driftig met zijn armen zwaaide alsof hij een heel koor dirigeerde."Niet te hard, Porki. Anders wordt het kindje wakker." De magere man zweeg en sloot zijn ogen. Hij had niet zoveel van zijn leven gemaakt. Na een paar louche zaakjes was hij uit de orde van advocaten gestoten en wist zich met kleine wetsovertredingen in leven te houden. Naar de kerk ging hij niet meer, maar hier, in de warnre schuur, met de rijk versierde boom, de kribbe, de os, de ezel, de schapen en de cherubijntjes, voelde hij zich klein en hulpeloos. "Mary was that mother mild, Jesus Christ her little child." De magere man schoof wat onderuit en ging languit in het stro liggen. Overmorgen zouden ze weer weg zijn, zou het leven gewoon verder gaan en zou de onderlinge vrede tot het verleden behoren. Rare wereld, vond hij, maar hij had er zich mee verzoend. Het kerstfeest veranderde de wereld toch niet, ook hem niet. Hij schoof wat stro onder zijn hoofd en nestelde zich behaaglijk onder een war me paardendeken.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1997 | | pagina 23