inspanningen van de directie
voor niets geweest.
De oorlogsjaren brachten de
brouwerijen naast distributie-
en toeleveringsproblemen ook
materiële schade toe. Zo had
Heineken Rotterdam bij het
bombardement van 1940 op de
stad Rotterdam veel schade
opgelopen. Driehonderd afne
mers van de vennootschap wer
den door het bombardement
getroffen. Ook was er veel bier
verloren gegaan. Daarnaast
waren veel medewerkers per
soonlijk getroffen. Voor hen
werd onder alle collega's geld
ingezameld.
Ook moest er voor het eerst tij
dens de oorlog statiegeld wor
den geheven op de flessen, om
te voorkomen dat er voor het
bottelen van het bier niet
genoeg glas meer voorradig zou
zijn. Flesjes bier namen in de
oorlog aan populariteit toe. Fus
ten waren veelal of verloren
gegaan door bombardementen,
of als brandhout in de kachel
verdwenen (ze waren toen nog
van hout!) of door de oorlog
nog in het buitenland achter
gebleven.
Flesbier populair
Het biertransport moest even
eens aan banden worden gelegd.
In september 1940 mocht er
voor het vervoer van bier geen
benzine meer worden gebruikt.
De auto's werden daarom van
gasgeneratoren voorzien. En
in januari 1944 werd het trans
port van bier alleen nog maar
per trein of schip toegestaan.
Vrachtwagens werden een voor
een door de Duitse bezettings
macht opgeëist. Ook dreigde
er een vordering van de brou-
werijpaarden, die nog steeds
voor Heineken Amsterdam
dienst deden. Om dit te voor
komen, werden ze uitbesteed
aan de Noordhollandse boeren.
Zij konden onze paarden goed
gebruiken.
Personeel
Uiteraard ondervond het perso
neel van Heineken veel hinder
van de bezetting. Er heerste
een 'loonstop' en de directie
probeerde door middel van gra
tificaties aan de noden van het
personeel tegemoet te komen.
Daarnaast werd er in veel ge
vallen geld aan het personeel
'geleend', maar over een even
tuele 'terugbetaling' daarvan
werd na de oorlog met geen
woord meer gesproken. Gezin
nen van mannen die, ondanks
het feit dat ze voor de brou
werij 'onmisbaar' waren, in
Duitsland te werk waren ge
steld, kregen toch gewoon de
gratificaties.
In Amsterdam en Rotterdam
werden tijdens de oorlog gaar
keukens in gebmik genomen
om het personeel bij te voeden.
Zo kreeg iedereen in de honger
winter enkele borden moutpap,
terwijl er ook moutmeel werd
uitgedeeld voor de gezinnen.
Daarnaast werden voedings
middelen tegen kostprijs of zelfs
kosteloos aan het personeel
geschonken. Na de bevrijding
konden medewerkers die door
de oorlog erg verzwakt waren op
kosten van Heineken in een rus
thuis in De Steeg bijkomen van
alle oorlogsellende.
Financieringen
Zowel in Rotterdam als in
Amsterdam waren er veel
onderduikers op de brouwerij.
Vers van 't Vat drukte in dit
kader twee jaar geleden het
verhaal af van de, inmiddels
overleden, heer G.E. Kleingeld,
die toentertijd secretaris was
van verkoopleider dr. De Graaff
Hij moest wegens grootscheep
se razzia's in de Maasstad nood
gedwongen vijf dagen op de
brouwerij onderduiken. In zijn
verslag schrijft hij hierover:
"Vrijdagochtend op de gewone
tijd naar kantoor gegaan. Enige
honderden meters buiten de
deur zag ik al de mensen die
terugkeerden naar hun huizen
met de mededeling: 'alle brug
gen staan omhoog'. In de Mid
dellandstraat bemerkte ik dat de
trams niet reden en al gauw
kwam het vermoeden van raz
zia's op ongekend grote schaal
in mij op. Op kantoor bleek
mijn vermoeden juist. Alles wat
niet direct stadscentrum in de
ruimste zin kon heten, was
hermetisch afgesloten
Van het normale kantoorwerk
kwam vrijdag niet veel door
de zenuwachtige stemming en
door de afwezigheid van velen
die niet op straat durfden of er
niet in slaagden de diverse afzet
tingen te passeren En mijn
vader, die mij op de brouwerij
bezocht, vertelde dat zaterdag
ochtend zeven uur het centmm
en westen aan de beurt zouden
komen. Dit verstevigde mijn
besluit op de brouwerij te
blijven.
Over zijn nachtelijk avontuur
schreef hij:
"Zo goed mogelijk werd voor
allen een nachtleger in orde
gebracht, terwijl het afgespro
ken toelatingsteken (vijf lange
kloppen op de deur) van kracht
bleef. Vrijwel iedereen bracht
een nagenoeg slapeloze nacht
door en met grote opluchting
werd de schemering (ongeveer
half acht) begroet. Langs vele
omwegen en geheel binnendoor
loodste ir. Söhngen de onder
duikers naar de Raadskelder,
waar verder de dag werd door
gebracht Een kapper uit de
omgeving was door de controle
toegelaten en verzorgde het
baardschrappen. Later bleek dit
een zeer grote fout, aangezien
genoemde kapper een van de
oorzaken was dat vele mensen
in de stad en vooral uit de omge
ving het verhaal vertelden: 'Er
zitten onderduikers bij de brou
werij. En deze geruchten, die
van buitenaf tot ons doordron
gen, waren er de oorzaak van dat
wij ons onbehaaglijk begonnen
te voelen en alsnog een overval
gingen vrezen."
De laatste bezettingsdagen
Van de oorlogsperiode, maar
vooral ook van de laatste bezet
tingsdagen, is nog veel corres
pondentie bewaard gebleven.
Tijdens en na de bezetting A
was het kantooi van de
Rotterdamse brouwerij ter
beschikking gesteld aan de
Binnenlandse Strijdkrachten.
Als dank voor deze
gastvrijheid werd er na de
bevrijding een gedenksteen
onthuld. Deze heeft een
tijdlang in de brouwerij in
Rotterdam gehangen en
wordt nu elders bewaard
Zo is bekend dat Heineken
Rotterdam op 26 april 1945
een eigen telefooncentrale in
richtte, omdat de verbindingen
zo slecht waren. Op deze
centrale waren de heren Dam
me, Emmen, Feith, Goor, Van
Goor, De Graaff, Kolff, Söhngen,
het Sophia Kinderziekenhuis
en de heer Stock aangesloten.
De telefooncentrale was via de
Heineken-telefoniste te gebrui
ken tussen 9.00 en 16.00 uur.
Op 4 mei 1945 werd het duide
lijk dat Heineken tot aan de
bevrijding door zou kunnen
brouwen. Daarna zou het mout
vanuit Engeland kunnen ko
men. Daarop hoefde niet lang
gewacht te worden, want op
5 mei was het zover: De Duit
sers capituleerden en de be
vrijding was een feit.
Amstel Brouwerij
Ook de Amstel Brouwerij is tijdens de oorlog gewoon
door blijven draaien. In de Amstel Brouwerij werd door
de stichting Centrale Bedrijfskeuken Amsterdam, ten
zuiden van het IJ, 5.247.889 liter voedsel bereid ten behoeve
van het personeel dat in de Amsterdamse industrie
werkte. In het hoofdkantoor waren tien Joodse onderdui
kers ondergebracht, die op die manier de oorlogs-ellende
konden overleven. En de vrachtwagens van de brouwerij
werden zo veel mogelijk achter de opslag voor bierkisten
voor de Duitse bezettingslegers verborgen gehouden. Ook
werd er tijdens de oorlog op een aparte manier gestookt:
met oude facturen...