(vervolg van pag. 15) bracht een nagenoeg slapeloze nacht door en met grote op luchting werd de schemering (om ongeveer half acht) be groet. Langs vele omwegen en geheel binnendoor loodste ir. Söhngen de onderduikers naar de Raadskelder, waar verder de dag werd doorgebracht. Een kapper uit de omgeving was door de controle toegelaten en verzorgde het baardschrappen. Later bleek dit een zeer grote fout, aangezien genoemde kap per een van de oorzaken was dat vele mensen in de stad en vooral uit de omgeving het ver haal vertelden: Er zitten onder duikers bij de brouwerij. En de ze gemchten, die van buitenaf tot ons doordrongen, waren de oorzaak dat wij ons onbehaag lijk begonnen te voelen en als nog een overval gingen vrezen. Strenge controle Niemand van buiten de brou werij werd toegelaten (vooral dames waren taboe) en het klopsysteem gehandhaafd. Mijn vader wist evenwel nog in het gebouw door te dringen met een warm prakje. 's Avonds gin gen we, na omstreeks half tien een heerlijke stamppotmaaltijd te hebben genoten, om half elf onder leiding van Schalk naar De pekkerij in de oorlogsjaren de hooizolder. Deze nam niet de voorzorgen van Söhngen en voerde ons over de binnen plaats. Nauwelijks hadden we alle vijfentwintig (het gezel schap was inmiddels iets aan gegroeid met mensen die tot dusverre in het kantoorgebouw hadden geslapen) in ganzen mars de deur bij de Expeditie verlaten of er klonk een dave rend 'Halt' van een Duitse schildwacht. Ons hart stond stil. Een ander riep daarop half luid 'Doorgaan' en Schalk be reikte met zijn wachtwoord 'brouwerij', dat wij allen onge hinderd in de fabriek verdwe- De nachtmst was iets beter. Of laten we zeggen: iets minder slecht dan de vorige nacht. Lichtuitstraling, zelfs de ge ringste van een zaklantaren, werd angstig vermeden en het was een opluchting toen we maandagochtend om zeven uur door de heer Söhngen weer naar het kantoor werden geloodst. Daar vonden we onderdak in de kamers 111 en 112. En dan...alarm Die ochtend kwamen de eerste berichten binnen van de men sen die weggevoerd waren en van anderen, die ondergedoken waren. De eerste indruk was niet ongunstig. Er waren er al tijd nog meer de dans ontspron gen dan gepakt. Er was een alarmsysteem ingevoerd, waar bij de controle zou waarschu wen wanneer er onraad was. In de loop van de ochtend was het zover: alarm. Alles halsoverkop in de schuilplaats op kantoor tussen de vloer van de eerste etage en het plafond van de par terreruimte. Stikdonker, ang stige ogenblikken. Na een klein halfuurtje kwam de opluch ting: loos alarm. Er had alleen schrijf machine vordering plaatsgehad. Op kantoor deed ik nog diverse kleinigheden af en regelde een paar dingen voor het geval ik enige dagen afwe zig zou moeten blijven. Van de stadsvertegenwoordigers wa ren alleen de heren Boerdam en Verbiest in functie, met wie ik eveneens een paar kleinighe den kon bespreken. De ver wachting was nu vrij algemeen, dat het verder wel los zou lopen en dat dr. De Graaff dus binnen enkele dagen weer op kantoor zou zijn. Belangrijke dingen konden wel zo lang wachten. 's Avonds een heerlijke rode kool-stamppot met veel vet (de koks hebben deze dagen wel hun best gedaan) op lll/112en daarna naar de hooizolder, nu op algemeen verzoek weer bin nendoor. De heren V.d. Gaag en V.d. Veen hadden tevoren 'onze bedden' opgeschud. Dat wil zeggen alles in orde gebracht voor de nacht, zodat ieder in het donker gemakkelijk een ruime plaats kon vinden. Er werd veel beter geslapen dan de vorige nachten. De mstiger stemming zal hieraan echter ook niet vreemd zijn geweest. Zoals gebruikelijk wasten wij ons de volgende ochtend op de toiletten bij de Raadskelder en nu de meesten inmiddels over hun volledig scheergerei en vaalt ook over schone over hemden en wat dies meer zij be schikten, was het daar een ge- poets en geploeter van jewelste Rotterdam Crooswijk 1943. A 'De stallen uitgestald' De dinsdag verliep rustig en hoewel wij nog op de kamers 111 en 112 geconcentreerd wa ren, deden diverse heren, onder wie V.d. Veen, Brandt en on dergetekende, maar vooral V.d. Gaag verschillende werkzaam heden af. Enige meisjes van de boekhouding en corresponden tie-afdeling assisteerden Cock van Wattum maandag en dins dag bij de verzorging van de on derduikers, wat zeer op prijs werd gesteld. Goede vooruitzichten In de namiddag steeg de hoop op 'Ausweise' en aangezien de berichten uit de stad gunstig luidden, was volgens de direc tie het risico van weggaan niet groter dan dat van blijven. Na dat maandagavond Luksen, die als oorlogsinvalide weinig ge vaar liep, zich reeds naar huis had begeven, gingen dinsdag avond van het kantoorperso neel alle anderen weg op de he ren V.d. Veen, V.d. Gaag, Brandt, Stasse, Slijper, Bakker (een volontair) en ondergete kende na. Voorts bleven nog vele mensen uit de fabriek, waaronder enkele bazen. Afge sproken werd dat zij die weg gingen pas zouden terugkeren na een bericht van de directie. Na veel geloop en getelefoneer slaagden wij er in voldoende matrassen bijeen te krijgen om in de Raadskelder te overnach ten. V.d. Bos was royaal met paardedekens en zo hadden we een heerlijke nacht. Een van ons sliep zelfs luxueus in een slaapzak, pyjama en met eigen deken. Trouwens, de avond doorgebracht in 112 na een al weer voortreffelijke maaltijd in de Raadskelder, was bijzonder gezellig en het was na die vro lijke uren geen wonder dat we allen opperbest sliepen."

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1993 | | pagina 18