erst
staan
Contrast
EG-landbouwpolitiek
Prisma
Mouterij Albert
gerst. Door elk jaar de verschillende
gewassen op de vier stukken grond te
wisselen, voorkomt hij dat de bodem
snel verarmt. "De boer kan zijn land
dus niet volzetten met slechts één
produkt. Zijn opbrengst is altijd ver
deeld over vier produkten."
De graanverbouw in Nederland kent
een zomer- en een winterseizoen. In
het voorjaar wordt de zomergerst ge
zaaid. De wintergerst wordt in het
vroege najaar gezaaid en heeft een
koudeperiode nodig om tot bloei te
komen. Het is de zomergerst die uiter
mate goed geschikt is als brouwgerst.
"Helaas staat de zomergerst-produlc-
tie nog steeds in schril contrast met de
hoeveelheid wintergerst die jaarlijks
van het land komt. De wintergranen
leveren per hectare gemiddeld 1000
kilogram meer op dan de zomer
granen. Het is voor de boer daarom
ook aantrekkelijker om wintergerst te
verbouwen", legt de heer Duijn-
houwer uit.
Ook het door de Europese Gemeen
schap gevoerde landbouwprijzen-
beleid houdt volgens NIBEM-mede-
werker Duijnhouwer een snellere
groei van de zomergerstproduktie
tegen. "De E.G.-landbouwcommissie
stelt jaarlijks een produktieplafond
vast en koppelt daaraan de richtprij
zen. Produceren de Europese boeren
meer, dan koopt de E.G. de overpro-
duktie op tegen lagere zogenaamde
interventieprijzen. Het collectief be
lang om de produktie onder het pla
fond te houden, staat dus haaks op het
individueel belang van de boer die ge
woon zoveel mogelijk wil produceren.
Vanwege de richtprijzen krijgt
hij niet betaald voor een extra goede
kwaliteit, dus wil hij bever véél produ-
gerst van een constante kwaliteit te
verbouwen. Met name de dikkere kor
rels bezitten een hoog zetmeel- en
laag eiwitgehalte. Voor de mouter is
die kwalitatief constante korrel van
belang opdat ze allemaal tegelijk en
even snel gaan kiemen. Hij betaalt
voor deze zogenaamde volgerst de Eu
ropese richtprijs. Voor de niet als
brouwgerst te gebruiken gerst krijgt
de boer de veevoederprijs", aldus
Duijnhouwer.
Eiwit- en zetmeelgehaltes van het
zomergerstras zijn uiterst belangrijk
bij de selectie om als brouwgerst
gebruikt te gaan worden. Maar ook
het klimaat is van groot belang. Duijn
houwer: "Zuid-West Nederland, waar
onder de Zeeuwse eilanden, West-
Brabant en Zuid-Holland heeft een
mild zeeklimaat en leveren daarmee
goede zomergerst. In Noord-Gronin-
gen, dat de laatste jaren in opkomst is
als zomergerstproducent, hadden we
te maken met een goed klimaat maar
Om een constante kwaliteit te waar
borgen en niet afhankelijk te zijn
van een enkele leverancier, koopt
Heineken zijn móut bij verschillende
mouterijen. De belangrijkste is mou
terij Albert in het Belgische Ruis
broek; eigendom van Heineken en
daarmee zo ongeveerde 'huismouter'.
Bijna zestig procent van het mout dat
in Den Bosch en Zoeterwoude wordt
verwerkt komt van de Belgische
dochteronderneming.
De heer B. Wesselink koopt voor de
mouterij dagelijks brouwgerst in. Der
tien rassen waarvan meerdere
uit verschillende landen. Frankrijk,
Groot-Brittannië, Ierland en Dene
marken zijn de landen waar de meeste
brouwgerst voor Albert vandaan
komt. "Brouwgerst maakt ongeveer
eenvijfde deel uit van de totale gerst-
produktie. Wat Albert dagelijks af
neemt komt ongeveer overeen met de
produktie van 100 hectare bouw
land", aldus de heer Wesselink. Uit
ceren van normale kwaliteit, dan min
der produceren van extra goede kwali
teit." De mouterijen stellen juist hoge
kwaliteitseisen aan de zomergerst.
Een korrelgrootte van minimaal 2,5
milbmeter, die ongebroken is, rijk aan
zetmeel, arm aan eiwit en ook het ras
moet vermeld staan op de officiële
rassenlijst die jaarlijks wordt opge
steld. "Voor de boer is het moeilijk
met een bodemgesteldheid die gerst
met een hoog eiwitgehalte oplevert.
We hebben lang gezocht naar een
gerstras met een natuurlijk laag eiwit
gehalte. Met de vondst van het ras
'Prisma' is het nu ook in Noord-Gro-
ningen mogelijk een goede brouw
gerst te verbouwen." Toch is het nog te
vroeg voor de aanhangers van
Nederlandse brouwgerst om te jui
chen. De Prisma is een stap in de goe
de richting. Maar de verbouw van goe
de brouwgerst is nog van te veel
andere factoren afhankelijk. Ras-
veredeling, bodemomstandigheden,
bouwplannen, landbouwpolitiek en
-prijzen en de keuze van de boer. Want
ook hij kijkt vanzelfsprekend naar de
hoogst mogelijke opbrengst.
deze verhouding blijkt dat de kwali
teitseisen die aan brouwgerst worden
gesteld, hoog zijn. "Een keer per jaar
krijg ik van deskundigen van
Heineken Technisch Beheer de speci
ficaties op waaraan het mout voor
Heineken moet voldoen. Het belang
rijkste zijn de eiwit-en zetmeelgehal
tes. Deze moutspecificaties vertalen
wij terug naar brouwgerst-eigen-
schappen. Met die wetenschap en de
gevraagde hoeveelheden ga ik in
kopen. Slechts een deel van de brouw
gerst die wij verwerken, is afkomstig
van Nederlandse bodem", vertelt de
heer Wesselink. "Tot mijn spijt blijft
de hoeveelheid Nederlandse brouw
gerst nog wat achter. Maar er zit een
duidelijke stijging in. Door onze cen
trale ligging aan open vaarwater kie
zen wij ook voor de grote hoeveel
heden die per schip uit de rest van
Europa kunnen worden aangevoerd."