geleden), een volk dat in Mesopota-
mië woonde. Zij droegen hun kennis
over aan de Babyloniërs. Hammurabi,
de koning van Babylonië (het huidige
Irak), liet de eerste geschreven recep
ten na, die op kleitabletten zijn
gekrast. Heel uitvoerig werd opgete
kend wie er mocht brouwen, hoeveel
en met welke bestanddelen er
gebrouwen mocht worden en voor
welke prijs het bier mocht worden
verkocht. Bier brouwen was een
serieuze zaak en voor overtreders van
de opgestelde wetten rondom het
brouwen bestond geen genade. De
Babyloniërs kenden al de hop en
maakten verscheidene biersoorten
met uiteenlopende smaak en sterkte.
Ze dronken hun bier met een rietje
om allerlei 'ongerechtigheden' in de
kruik te houden.
Brouwrecept
Andere brouwers uit de oudheid
waren de Assyriërs en de Egyptena-
ren. In Egypte was het bier een deel
van het dagelijks voedselpakket, een
De Babyloniërs kenden al de hop
statusdrank en een religieuze offer
drank. In vergelijking met nu hadden
de Egyptenaren een erg primitief
brouwrecept. In Egyptische grafkel
ders zijn bierkruiken gevonden en op
de wanden van deze kelders werden
afbeeldingen van het volledige
brouwproces weergegeven. De Egyp
tenaren kenden al de verschillende
stappen in het brouwproces (mouten,
versuikeren en vergisten). Vochtige
gerst lieten ze kiemen en drogen in
de zon. De zo verkregen mout werd
gemalen en met deeg van ongemoute
tarwe vermengd. Daar bakten ze bro
den van. Deze broden werden ver
kruimeld en 24 uur geweekt. Daarna
werd de brij gefilterd, en ging het nat
met honing of dadelsap voor de na-
vergisting de kruik in.
Grieken en Romeinen brachten het
bier vanuit het Nabije Oosten naar
Europa, maar zelf moesten ze er wei
nig van weten. De Grieken
beschouwden zichzelf als 'echte man
nen, geen drinkers van "gerstewijn'".
Bier haalde het volgens hen niet bij
hun rode en witte wijnen. De Romei
nen leerden bier tijdens hun veld
tochten kennen. Hoewel wijn hun
voorkeur genoot, vond bier ook bij
hen steeds meer ingang.
Vrouwenwerk
Het brouwen van bier was in die tijd
vooral het werk van de huisvrouw.
Mannen hadden het druk met jagen,
vissen en de landbouw. Pas later,
toen in de grote steden brouwerijen
ontstonden, werd brouwen mannen
werk. Ook toen nog werd het 'koken'
van het bier veelal aan een vrouw
overgelaten. Meestal was het een
kwestie van gokken en afwachten of
een brouwsel te drinken zou zijn. De
brouwers wisten wel hoe ze bier
moesten brouwen, maar wat er
precies tijdens het brouwproces
gebeurde was hen onbekend. Zo ont
stonden al snel aardige staaltjes van
bijgeloof. Voor extra sterk bier moest
je tijdens het brouwen heel erg boos
zijn of met een brandende takkenbos
in de gistkuip ronddraaien.
Tijdens de Middeleeuwen nam het
bier ook een uitzonderlijke plaats in
West-Europa in. De eerste professio
nele brouwers waren de kloosterbroe
ders. Zij konden lezen en schrijven
en dus hun recepten voor het nage
slacht bewaren. De monniken experi
menteerden volop met het
brouwproces en de ingrediënten. Ze
brouwden dan ook verschillende bie
ren. Voor de talloze pelgrims een
zwak bier, voor zichzelf een wat ster
ker en voor de hoge gasten een extra
zwaar bier.
Brouwersgilden
In de grote steden was vanwege het
brandgevaar het thuis brouwen ver
boden. Men moest maar naar het
Tijdens
de Middeleeuwen
was bier ook erg
populair bij mensen
van koninklijke
bloede
openbare brouwhuis komen. Al snel
werd brouwen een voorrecht van
bepaalde families: de brouwersgilden
ontstonden. Bieringrediënten zoals
gruit, een kruidenmengsel dat je zelf
in de vrije natuur kon plukken, moe
sten voortaan van deze brouwersgil
den worden gekocht. Wie geen gruit
kocht, maar wel brouwde, kon reke
nen op een flinke straf. Brouwers in
de Noord-Duitse Hanzesteden (Ham
burg, Bremen en Lübeclc) konden
ongestoord met Oost-Europese hop
brouwen. Het Hamburgse bier was
zeer in trek in Nederland en Vlaande
ren. Dat zinde de 'gruitheren' niet.
Brouwers kregen toestemming om
met hop te brouwen, als ze daar maar
net zoveel voor betaalden als voor de
gruit.
Langzaamaan nam hop de plaats van
gruit in. Soms werd het gebruik van
hop zelfs verplicht gesteld. In 1516
vaardigde de door veldtochten
berooide keurvorst Willem IV voor
heel Beieren het zogenaamde 'Rein-
heitsgebot' uit. Bier mocht volgens
deze fiscale wet, die overigens niets
met 'rein-zijn' heeft te maken, alleen
nog gebrouwen worden van gemoute
gerst, hop, gist en water. De wet
schreef voor dat de landsheer een
opbrengst kreeg van de gerstoogst en
niet van andere granen, zodat ter
bescherming van deze inkomsten
werd bepaald dat voor de bierberei
ding alleen mout van gerst mocht
worden gebruikt. Het Reinheitsgebot
geldt sinds 1906 voor heel Duitsland.
Op grond van deze wet mochten tot
voor kort ook geen 'andere' bieren in
Duitsland geïmporteerd worden.
Tegenwoordig mag dat wel. In Neder
land en veel andere landen, waar deze
wet niet geldt, geeft men de voorkeur
aan wat lichter en gemakkelijk te
drinken bieren. Deze worden verkre
gen door naast gerstemout een klein
gedeelte van de grondstof in de vorm
van ongemoute granen, zoals mais,
rijst, tarwe en suikers, te kiezen.
In de volgende aflevering gaat het
over de negentiende en de twintigste
eeuw.