land rekent, heeft door zeven eerdere
tochten al de nodige ervaring opge
daan. Toch vindt hij het moeilijk uit te
leggen wat er nu zo bijzonder is aan de
ze tochten. "Het is een evenement,
waar je het hele jaar naar uitkijkt en je
op voorbereidt. Tijdens het schaatsen
laad je veel emoties op en je raakt er
veel kwijt. Je kunt wel een schemati
sche opsomming geven van wat je pre
cies hebt gedaan, maar je kunt een an
der niet uitleggen wat er met je ge
beurt, wat je voelt. In ieder geval geeft
het feit dat je hem uitgereden hebt,
veel voldoening." Dit jaar wogen de
laatste loodjes wel zwaar. Een kleine
kilometer voor de finish is Marien
Loots namelijk in het water gevallen,
dat tussen een boven- en onderlaag ijs
zat. Hij kwam dan ook als een soort ijs-
zuil binnen. "Veel mensen komen met
romantische verwachtingen naar zo'n
tocht, maar komen al spoedig bedro
gen uit. Op mooi ijs kon je best even
om je heen kijken. Op het slechte ijs
was het noodzakelijk star vijf meter
voor je uit te turen, anders werd het
verslappen van je aandacht afgestraft
met een val."
Bacil
Ook Marien heeft niet direct na de
aankomst van de organisatie gehoord
dat hij de 269e plaats in het eindklasse
ment heeft bereikt. Wel wist hij dat hij
er 11 uur en 15 minuten over heeft ge
daan en dat hij beter heeft gereden dan
bij zijn eerste tocht, negen jaar gele
den. "Het aardige van deze tak van
sport is dat het niet zozeer om leeftijd,
maar om ervaring gaat. Als je naar de
leeftijden van de 'betere' schaatsers
kijkt, zie je dat ze allemaal wat ouder
zijn. Uitham, die nu zijn laatste wed
strijd heeft gereden, is bijvoorbeeld 58
jaar. Zelf ben ik 35. Dat betekent dat
ik nog zo'n jaar of 15 kan blijven mee
doen." Dat hij voorlopig nog niet
denkt aan stoppen, blijkt uit zijn woor
den: "Als je met deze bacil bent be
smet, kom je er nooit vanaf."
Onne Nijboer in actie.
Sherbrook, New Port-Amerika, 19-2-83
"Het gerinkel van de wekker maakt me wakker. Slaperig
kijk ik hoe laat het is. 'T is 2 uur in de nacht. Wat een
verstand om er nu uit te gaan. Ik heb weinig zin, maar het
moet. Vandaag moet het gaan gebeuren, vandaag gaan we
de alternatieve elfstedentocht rijden over een afstand van
200 km. Vandaag moet blijken of alle trainingsarbeid
genoeg is geweest. Een voorbereiding die begonnen is in juni.
Het is inmiddels half drie geworden. Eerst maar eens thee
zetten en melk opwarmen voor het ontbijt. Dit bestaat uit
Müsli, bruin brood met honing, sinaasappels, gebakken
aardappeltjes, druivesuiker en cake. Het is zaak dat je vanaf
nu blijft eten tot aan de start. Je moet reserves opbouwen,
wel tegen heug en meug in. De reden dat wij er zo vroeg uit
moeten is, dat wij 80 kilometer bij de start vandaan zitten.
Het is inmiddels half 6 geworden. Wij gaan ons verkleden.
In volgorde is dit: hielen afplakken, hele lichaam goed
invetten, beschermingen voor knieën en ellebogen aanbren
gen. Dan zwembroek, groot katoenen hemd, onderpak,
beschermbroek met zeem in het kruis, wedstrijdpak, muts,
skibril en twee paar handschoenen. Hier ben je drie kwartier
mee bezig. Als je nog naar de w.c. moet, dan moet je nu
gaan. Als je helemaal aangekleed bent, dan kan het niet
meer en de eerstvolgende keer is het toch snel 3 of 4 uur in
de middag.
7.00 uur. Met 700 schaatsenrijd(st)ers staan we aan de start.
De meesten zijn nerveus. De wedstrijdleider krijgt niet de
kans om het startschot te geven, want ineens gaan we van
start. Wil je vöör in het klassement verschijnen, dan moet je
voorin zitten. Het lukt. Nu rijden zo hard je kunt. We gaan
hard, 45 km per uur. Het ijs is geweldig, de wind in de rug.
De eerste gaten vallen in het peleton. Ik zit nog bij de
eersten. Hoe lang nog?, dat weet je nooit van te voren. Dan
na circa 12 kilometer maken we een haakse bocht naar
links. Als kegels vallen er zo'n 20 man ondersteboven. Deze
baan heeft de duivel aangelegd. Bulten sneeuw, scheuren,
lopen, vallen, schaatsen. Het peleton scheurt nu uit elkaar,
de kopgroep van 40 man valt in tweeën. Ik zit in de tweede
groep. Na een half uur zijn wij er weer bij, doch nu moeten
er velen de tol betalen voor de extra grote inspanningen die
dit gekost heeft. Zelf moet ik ook lossen. Door de ervaring
van zesmaal Finland, weet ik hoe de koers nu ongeveer gaat
lopen.
Het is nu 9 uur en we zijn twee uur onderweg. Wij hebben
een groep van vijf gevormd met o.a. Jan Uitham, 2e in
Friesland achter Paping in 1963, Jeen Wester, meerdere
malen Fries kampioen, Kees Borst, vorig jaar 5e, Rik Hees
vorig jaar 8e, en ondergetekende, vorig jaar 15e. Het tempo
wordt hoog gehouden. We krijgen dorst. Volgens de orga
nisatie zou er om de 25 km een verzorgingspost staan, maar
we zien er niet één. Hoe we precies rijden weten we ook niet.
Je kunt niet om je heen kijken, anders val je. Het is een
groot meer waarop we rijden,, tussen hoge bergen die
bedekt zijn met een dik pak sneeuw.
Duizenden mensen staan bij de finish als wij voor de eerste
keer doorkomen. Dit doet je goed. Je groeit. Er wordt veel
gefilmd en gefotografeerd. Gauw stempelen, een beker
bouillon wordt rijdende leeg gedronken.
Wij rijden nu al zo'n 140 kilometer met zijn vijven. Er
wordt niets gezegd. Als er eentje van ons valt, wordt het
tempo wat verlaagd, zodat hij weer bij kan komen. We
hebben elkaar nu nog nodig, straks niet meer. Iedereen
weet dit. Je voelt pijn. Wat pijn? Mijn rug. Nou en, hoeveel
mensen zijn er niet die elke dag rugpijn hebben, niet zeuren.
Je wilt dit toch zo graag? Kijken hoever je kunt gaan,
afzien. Wat afzien? Wat denk je van die marinier die onder
de helicopter hing om mensen te redden uit een kolkende
Noordzee? Dat is afzien. Een cameraploeg van de Ameri
kaanse televisie komt een kwartier naast ons rijden en
maakt opnamen. Het gaat ongemerkt aan ons voorbij. We
zijn met ons zelf bezig.
Nog 10 kilometer. Vanuit het prakijs komen we nu weer op
een prachtig glad stuk ijs. Nu kan er niets meer stuk. Wij
liggen op een 22e plaats. Ik had voor mezelf gesteld om bij
de eerste 30 te komen. Met nog 10 kilometer te gaan en de
concurrentie ver achter ons moet dit lukken.
Joris van de Berg schreef het reeds in zijn boek 'Mysterieuze
krachten in de sport'. Nou, ze zijn er. Ik weet het. Juist nu,
terwijl ik alleen nog maar hoef te strijken, lukt het niet
meer. Mijn vier maten rijden bij me weg. De wil is er wel,
alleen de benen blokkeren. Het ritme is eruit. Je kijkt
achterom, je ziet stippen in de verte, die snel naderbij
komen. Dan roetsss.... een ploeg van een man of veertien
gaat voorbij, dan nog twee en nog één.
Het is nu drie uur in de middag. Na 7 uur en 58 minuten ga
ik onder het finishdoek door. Ik voel me goed, drink wat en
herstel weer snel. Ik vraag wie er gewonnen heeft. Ene
Kruithof, ja, daar heb ik wel eens van gehoord.
's Avonds bij de prijsuitreiking hoor ik dat ik 39e ben
geworden. Op zich niet slecht, maar toch jammer van die
laatste tien kilometer.
Het bad is heerlijk warm. de klok slaat 2 uur. Precies 24
uur geleden ben ik opgestaan, ik heb slaap.
Onne Nijboer
5