ar ogen niet genoeg e a deling reclame service op jeugdige leeftijd begonnen j ni I zo'n goede voetballer was, "maar wel erg enthousiast", ïee hij de voetbalsport beoefend. Jp) em op. In 1969 besloot hij naar de grasmat terug te keren, vai speler maar als scheidsrechter. kunnen proeven toen hij in het AZ-sta- dion een voorwedstrijd van AZ-Roda floot. Dat blijft echter een droom, al leen al om het feit dat hij er te laat mee aangevangen is. Hij zou eventueel nog naar Groep I gepromoveerd kunnen zijn, als hij niet vanaf december 1980 tot het begin van dit jaar met een achil lespeesblessure te kampen had gehad. Nu moest hij echter weer in een lagere klasse dan voorheen beginnen. "Ik ben van plan de laatste jaren tot mijn 47e jaar in Groep I te fluiten". Over een aantal j aren heeft hij namelij k de maxi male leeftijd van 47 bereikt. "Wat dat betreft bof ik eigenlijk. Een scheids rechter uit het betaald voetbal houdt er dan doorgaans helemaal mee op. Ik kanen dat zal ik ook zeker doenweer terug naar de B-klasse en naar de jeugd, hetgeen ik geen verschrikkelij ke degradatie vind. Het gaat er tenslot te om dat je lekker in beweging bent". Als er veel commentaar op hem gele verd wordt door de spelers trekt hij zich daar niets van aan. "Ik heb eens gezegd, en daar was die speler toen he lemaal beduusd door: 'Wil je een bete re scheidsrechter? Dan moet je maar zorgen dat je beter gaat voetballen. Dan krijg je ze vanzelf. standaardwedstrijden langs de lijn staat om een verslag voor de KNVB te maken schrijft 'een simpele wed strijd; er gebeurde niets". Geen hobbyisme Hoewel alle wedstrijden op gelijke wij ze gefloten behoren te worden, is het volgens de heer Waaijer logisch dat de motivatie van een scheidsrechter aan het eind van het seizoen enigszins af neemt. Vooral als er geen belangrijke verschuivingen meer in de competitie stand kunnen optreden. Die stand volgt hij overigens belangstellend, vooral waar het die elftallen betreft die hij zelf heeft gefloten. Uit alles blijkt dat de heer Waaijer zijn hobby serieus neemt. Dat begint al bij de training. Hoewel niet verplicht gesteld, vindt hij trainen iets dat er wel degelijk bij- hoort. In het begin van het seizoen tweemaal en later eenmaal in de week, worden dan ook allerlei conditieoefe ningen gedaan van augustus tot half ju ni. Ook op de wedstrijd zelf bereidt hij zich terdege voor. "Hoewel ik niet zo hoog fluit, houd ik er 's zaterdagsa vonds altijd rekening mee dat ik de vol gende dag moet fluiten en doe het dan bewust kalm aan". Iets wat hij zelf na dertien jaar fluiten vreemd vindt, maar niet kan veranderen, is zijn nervosi teit vlak voor een wedstrijd. Een uur van tevoren is hijmeestal in het gezel Iers en supporters, waarover vrijwel dagelijks te lezen is, verwondert de heer Waaijer zich ook regelmatig over het gebrek aan spelregelkennis. "Van de spelers met de grootste mond kun je vaak merken dat zij bepaalde regels niet kennen of handgebaren van mij niet begrijpen. Dat vind ik treurig. Maar het is niet aan ons daar iets aan te doen. Dat is een zaak van de vereni ging zelf. Een spelregelavond, des noods verpakt in quiz-vorm, eenmaal in het jaar zou volgens mij beslist geen kwaad kunnen. Het is net als met auto rijden. Hoeveel mensen, die al jaren prima autorijden, betwijfelen niet of ze zouden slagen als ze nog eens officieel rij-examen zouden moeten doen? Het is nu eenmaal zo dat je in de loop der tijd vergeet hoe sommige regels precies luiden. Verder vind ik dat de voetbal lers van tegenwoordig teveel aan zich zelf denken en aan de regels waarvan ze kunnen profiteren. Ze staan dan stil met hun hand omhoog 'omdat het wel buitenspel zal worden'. Die zaken kun nen ze beter aan de leiding overlaten en gewoon doorgaan met voetballen". Blijft doorgaan Mocht de heer Waaijer het nog eens over kunnen doen, dan zou hij eerder met fluiten beginnen, in de hoop scheidsrechter bij het betaald voetbal te worden. De sfeer heeft hij al eens schap van zijn zoon ("mijn vaste sup porter, al is het alleen al om de gehakt ballen in de kantine") aanwezig om zich tot de wedstrijd in te kunnen lo pen. "In die tijd spreek ik ook af met de personen die als grensrechter zullen functioneren over mijn opvattingen en waar ik wil dat ze opletten en waar ze moeten staan". Niet zoveel denken, maar doen Naast de toenemende agressie bij spe-

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1982 | | pagina 17