gaat, vaak zelfs zonder dat je precies
weet waaraan dat ligt, economen uitge
zonderd natuurlijk". "Kom, kom",
riepen de jongeren, "geef eens een
voorbeeld". "Dat zullen we. En dan
gaan we niet terug naar de jaren dertig
of naar de oorlogsjaren, nee, naar de
jaren van vlak na de oorlog. Ik kom,
zoals jullie weet, uit de Amstelstal. In
die jaren zo rond 1948, stond de omzet
op een bijzonder laag pitje. Ik meen
me te herinneren dat in een van die ja
ren de Amstel-omzet nog plusminus
300.000 hl bedroeg, en bij Heineken -
de verschillen in aanmerking geno
men- was het toen van hetzelfde treuri
ge laken en pak. De brouw-industrie
lag zo'n beetje op apegapen, de omzet
per hoofd van de bevolking lag op ne
gen liter".
"Dat", erkenden de toehoorders, "is
echt geen cijfer om daarover naar huis
te telexen". "Alles behalve. Er moest,
dat voelde iedereen, iets gebeuren om
de "ongunst der tijden" af te remmen,
om te buigen om het maar eens wat
moderner te zeggen. Op de binnen
plaats achter het kantoor op de Mau-
ritskade, dat weet ik nog, was het 's
winters zo stil dat een kluizenaar zich
er bepaald behagelijk zou hebben ge
voeld. Enfin. Bij Amstel startten ze om
weer wat leven in de brouwerij te bren
gen, een reclame-campagne. Daar
werd in die tijd niet zo lang over gewikt
en gewogen als tegenwoordig. Weldra
was de campagne klaar om uitgestort
te worden over het Nederlandse volk.
Als ik me goed herinner draaide die
rond een weelderig vrouwspersoon,
die je een glas bier onder de neus hield
met de kreet: 'Wees een man, drink
Amstelbier'. De joffer werd populair
als Amstel-Annie. We kunnen nu la
chen over zo iets naiefs, maar in grote
trekken is het echt zo gebeurd".
"En heeft Amstel-Annie de omzet op
gekrikt?" "Nou, dat weet ik niet meer
zo precies, tegengewerkt heeft ze in elk
geval niet. Want de omzet begon te
stijgen, ook al, denk ik, omdat de her
innering aan het slappe oorlogsbier
begon te verdwijnen. Daarop haakte
een andere reclame-campagne in, die
uitging van de 'generale brouwers van
Holland', van het Centraal brouwerij
Kantoor, die gelanceerd werd onder
de beroemd geworden kreet 'het bier is
weer best'. Die slagzin veroverde heel
Nederland. Die burgerde zo in, dat hij
zelfs een tijdje deel heeft uitgemaakt
van het dagelijks spraakgebruik. Had
iemand een karweitje klaar, was er iets
achter de rug, dan zei hijZo, dat zit er
op. Het bier is weer best".
"Kom nou", riepen de jongeren, "bak
ze nou niet bruin." "Echt waar", sprak
de tweede oude heer. "Toen ik in die
jaren in ondertrouw ging en bij een of
andere instantie van de Burgelijke
Stand de nodige formaliteiten waren
vervuld, knikte de ambtenaar ons
trouwhartig toe en zei: "Zo. dat was
het dan. Het bier is weer best". En dat
is het al die jaren, dat wij oudjes tot de
'werkende stand' behoorden, gebleven
en zal het blijven, met alle ups en
downs die er altijd zullen zijn. Dat we
nu, wat de wereld-economie in het al
gemeen en fiscale maatregelen van on
ze regering in het bijzonder betreft, in
een dal zitten, is hoogst vervelend,
maar mag niet ontmoedigen. Zonder
een dal zijn er geen bergen om te be
klimmen, geen pieken, geen omzet-
pieken om te bestijgen".
"Dat is voor ons bedoeld", riep de aan
wezige 'werkende stand'. "Heren ou
derejaars, wees gerust. Wij doen heus
niet aan het in de mode zijnde doem
denken, we gaan er in het nieuwe jaar
fris tegen aan. Aan optimisme geen ge
brek, al ontveinzen wij niet dat in de
komende tijden de zaken er niet al te
makkelijk bijliggen. Jullie hebt in het
verleden grote moeilijkheden over
wonnen. Zullen wij voor jullie onder
doen? Om de dooie dood niet. Proost,
het bier is weer best". Het gezelschap
bleef nog een tijdje bijeen, onder het
uitwisselen van gedachten in het kader
van 'weetje wel van toen' en 'nu ligt dat
heel anders'. De 'werkende stand' ver
trok, onder het slaken van alle goede
wensen, om, zoals zij zeiden, de laatste
loodjes van 1981 ter hand te gaan ne
men. De oudere jaars bleven achter.
"Die redden het best", zei de een.
"Zeker", zei de ander, "niet bang voor
de moeilijkheden als die komen gaan".
Toen stonden zij ook op om weg te
gaan en openden de deur naar de gang
juist toen er een figuur voorbij rende
op trimschoenen en gestoken in een
trainingspak. "Wat stelt dat nou
voor?" "Zeker weer een sportdag, al is
het daar nu niet precies het geschikte
seizoen voor. Maar ja, in deze moder
ne tijden. je weet het maar nooit".
Ze keken de vreemde verschijning na,
die, net als een voetballer die naast de
zijlijn zich klaar maakt om in te vallen,
zijn spieren losmaakte in een felle
looppas-op-de-plaats. Zijn trainings
pak vermeldde op de rug van het jasje:
Heineken 1982.
"Het is het nieuwe jaar", riepen de
twee oudjes. Heineken-nieuwjaar slin
gerde een paar zakken op zijn rug. Op
de ene stond: 'wereld-economie' en op
de andere 'accijnzen'. Toen liep hij
verder, en ondanks die last bleef hij
rechtop. De twee gepensioneerden zei
den, het nieuwe jaar nakijkend dat zich
in de onbekende toekomst begaf. "We
wensen ieder die bij Heineken betrok
ken is, hoog en laag, jong en oud, actief
of non-actief, het allerbeste voor 1982
toe. Daarbij vergeten wij niet hen ex
tra te danken, die in de Kerstnacht
wacht zullen houden, net als de herders
in de velden van Bethlehem, al is het
dan niet bij schaapjes, of in die nacht
ander werk zullen moeten doen. Ook
zij, die met Oude Jaar niet thuis zullen
zijn omdat zij dienst hebben, vergeten
wij niet".
En tot allen roepen wij: Proost, het
bier was best, is best en zal best zijn!"
Toen stapten zij naar buiten en gingen
ieder huns weegs.
J.C. Bossard
5