25 jaarondernemings
bij Heineken
raden
Binnenkort, op 17 februari aanstaande,
vieren onze ondernemingsraden Amster
dam en Rotterdam hun 25-jarig jubileum.
Het lijkt ons aardig in enkele artikelen
aandacht te besteden aan de ontwikkeling
van de ondernemingsraden bij onze onder
neming. In het eerste artikel laten wij de,
enigzins ingekorte, tekst van de installatie
rede volgen die door de toenmalige voor
zitter Jhr. P.R. Feith werd uitgesproken.
Op de foto's ziet u de beide onder
nemingsraden. De heren W. Kort, J.P.
Dahlhaus, W.K. Huizer, P.M. Lakeman
en A.T. de Rooy werken nog bij
Heineken.
De Amsterdamse
ondernemingsraad: v.l.n.r.
de heren N. Burgers <27
dienstj.); JB. Eibers (34
dienstj.); A.JElverding
34\dienstjPM .Lakeman
16 dienstj.); J. Romers <34
dienstj.); mr. E.C. Kettner
(secretaris); Jhr. P.R. Feith
(voorzitter); M.Hde Jong
(26 dienstj.); J.L. Jansen
12 dienstj.); A.T. de Rooy
(4 dienstj.); J.F. Stap (9
dienstj.); J.A. Roose (15
dienstj.); F.J. Huybrechtse
(34 dienstj.).
Mijne Heren,
Het is mij een
groot genoegen u allen
hier welkom te heten.
In het bijzonder richt ik
mij hierbij tot u, heren
bestuursleden van de vak
bondsorganisaties, dat gij
door uw aanwezigheid
blijk heeft willen geven
van uw belangstelling
voor de installatie van
onze ondernemingsraad.
En u, die aanstonds als
leden van de onder
nemingsraad geïnstalleerd
zult worden, u mag ik
tevens van harte geluk
wensen met uw verkiezing.
Zoals u bekend is uit de
nieuwjaarsrede welke
gepubliceerd werd in
„Vers van 't vat", is de
directie er van overtuigd
dat de ondernemingsraad
een zeer waardevolle taak
kan vervullen. In de eerste
plaats, omdat, in de
vergaderingen van de
Raad, de directie meer van
nabij kan beluisteren wat
er onder het personeel
leeft. Door de expansie
welke wij in de na-oorlogse
jaren hebben meegemaakt,
zijn ook de werkzaam
heden van de directie sterk
toegenomen, met gevolg
dat het rechtstreeks
contact, zoals de ouderen
dat nog gekend hebben,
noodgedwongen geringer
is geworden. Dat dit con
tact door de instelling van
de ondernemingsraad, zij
het in een andere vorm,
wordt hersteld, acht de
directie een belangrijk
winstpunt. In de tweede
plaats is het verheugend
dat in de Raad alle
geledingen van het bedrijf
elkaar ontmoeten.
Naar mijn mening kan ook
hieruit slechts winst voort
spruiten. Wij mogen im
mers verwachten dat de
vergaderingen van onze
Raad zullen bijdragen tot
een beter begrip voor de
vraagstukken welke nu
eens voor deze, dan weer
voor een andere groep van
het personeel van bij
zonder belang zijn.
Zo zien wij dus dat de in
stelling van de onderne
mingsraad zowel door de
directie als voor het
personeel een belangrijke
gebeurtenis kan zijn.
Ik zeg opzettelijk kan zijn,
want of het ook zo zal
zijn, hangt in belangrijke
mate ook van u af.
Om onze ondernemings
raad aan zijn doel te laten
beantwoorden, is vol
komen openhartigheid in
de discussies vereist.
U kunt daarbij rekenen op
de waardering van de
directie voor een eerlijke
overtuiging, ook dan
wanneer zij de voorge
dragen zienswijze niet
deelt. Schroomt dus niet
om voor uw mening uit te
komen, maar bedenkt aan
de andere kant wél dat
onze Raad niet mag degra
deren tot een college, dat
zich bezig houdt met aller
hande klachten, die op de
gebruikelijke wijze langs
de hiërarchieke weg
kunnen en moeten worden
behandeld.
Alleen dan wanneer het
kwesties van meer
algemene aard zijn, is
onze Raad het forum.
waarvoor zij behandeld
dienen te worden.
Bedenkt steeds dat gij deel
uitmaakt van de
ondernemingsraad, het
geen een ruimere beteke
nis heeft dan personeels-
raad. De besluiten welke
door de Raad worden
genomen, moeten in het
belang van de onder
neming zijn.
Aangezien de brouwerij
ten zeerste gediend is met
een goede stemming onder
het personeel, zullen
gewoonlijk het belang van
de onderneming en dat
van haar werknemers hand
in hand gaan.
Eigenlijk is het niet juist
om hier de veronderstel
ling te wekken, dat de
onderneming en haar werk
nemers twee begrippen
zijn, die naast of zelfs
tegenover elkaat staan.
Wanneer wij over „de
brouwerij" spreken, dan
denken wij toch ook niet
aan een levenloos iets,
neen, dan zien wij in
gedachten het brouwhuis,
waar de bierzieder bezig
is, of wij voelen de tinte
ling in onze neus die een
bezoek aan de gistkelder
geeft, wij zien wagens af
en aan rijden, of wij
denken aan conferenties of
aan de post die wij 's
ochtends hebben ont
vangen. Altijd is het iets
levends, zijn het de men
sen waar wij mee samen
werken, is het produkt dat
mensenhanden hebben
geschapen, dat voor ons
14