C. FRANCK: MET HOOGTEVREES DE LUCHT IN Zweefvliegen is een sport die door rela tief weinig mensen wordt beoefend. Slechts weinigen weten daardoor wat het zweefvliegen nu precies inhoudt. "Een algehele misvatting is het idee dat je alleen kunt vliegen als er wind is", aldus de heer C. Franck die als groeps leider in de bottelarij van onze Zoeter- woudse vestiging werkt. "Op die manier vergelijken ze het met zeilen, maar dat is beslist niet zo. Je maakt na tuurlijk wel gebruik van de wind, maar in principe kun je alleen boven blijven als er voldoende thermiek in de lucht zit. Dat betekent dat lucht die warm wordt, uitzet en daardoor stijgt. De kunst is nu zo'n thermisch punt te vinden en in het centrum daarvan, je zou het een grote luchtbel kunnen noemen, te blijven zweven. 'Kunst' om dat het niet altijd met het blote oog te zien is waar zich thermiek bevindt. Bij windstil warm weer wil de thermiek vaak loskomen boven snelwegen of andere situaties waar de lucht door bewegende objecten in beroering wordt gebracht. In de lucht zelf merk je snel genoeg of je vlakbij het centrum van de thermiek vliegt omdat je toestel scheef gaat liggen als het centrum zich aan één zijde van je 'kist' bevindt. Als je de goede plaats hebt gevonden, zou je daar wel uren kunnen blijven hangen door steeds cirkels te blijven draaien. Dit uren bovenblijven komt overigens niet zo vaak voor aangezien wij op onze zweefvliegvereniging, ZHVC, (Zuid-Hol landse Vlieg Club), de beschikking hebben over acht kisten en onze ver eniging 93 leden telt. Hiervan komen er zo'n 20 elke zaterdag of zondag vliegen, zodat het aantal wachtenden al weer meevalt. En al vlieg je dan per toerbeurt, het kan best gebeuren dat iemand die 's morgens om half negen op het veld komt, pas om half drie 's middags aan de beurt is. Je kunt dus best zeggen dat zweefvliegen een sport is van wachten. Dat betekent niet dat je nutteloos op het vliegveld moet rondhangen want er is genoeg werk om het zweefvliegbe- drijf draaiende te houden. Om de lucht in te komen kun je met behulp van een Pipercup, een klein vliegtuigje uit de 2e Wereld Oorlog, of een lier starten. Bij beide is het nodig dat er iemand meeloopt om de tip van één vleugel vast te houden, zodat het vliegtuig recht blijft rijden tot de vliegsnelheid hoog genoeg is. Zou dat niet gedaan worden, dan zakt het toestel meteen scheef om dat er maar één wiel onder zit. Ook zijn er mensen nodig om het vliegtuig van het landingsveld naar de startbaan te duwen en andersom". Met de zenuwen in je keel Vliegt men doorgaans alleen, in de in structietijd gebeurt het samen met de instructeur in een twee-zitter. Om alleen de lucht in te mogen is het nood zakelijk zo'n 50 tot 70 starts gemaakt te hebben, waarbij je maximaal ongeveer een half uur boven blijft. Dat dit moment van solo-viiegen vrij on verwachts kan aanbreken, blijkt uit de woorden van de heer Franck. "Je vraagt je natuurlijk steeds af wanneer je einde lijk eens alleen mag, want dat weet je nooit van te voren. Ik had inmiddels 39 starts gemaakt en had net die les nog alle moeilijkheden behandeld. Zoals het veroorzaken van een kabelbreuk door de instructeur. Je zit namelijk met een kabel aan de lier vast die op een bepaald moment losschiet. Maar het kan gebeuren dat je te snel omhoog getrokken wordt, waardoor de kabel te veel spanning krijgt en dan automa tisch loskoppelt. De instructeur bootst in de leszo'n kabelbreuk naen kijkt hoe je op deze toch vrij onverwachte situa tie reageert. Ook had ik een tolvlucht moeten maken, dat wil zeggen dat je toestel als een blad dat van een boom Vanuit het vliegtuig heb je een prachtig uitzicht

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1980 | | pagina 9