vraag over:.Welke ster?" „Als het anders niet is," zei de engel van de administratie, „dat is gemakkelijk genoeg. Daarvoor moeten we dat kleine sterretje nemen dat bij mij geboekt staat onder nummer viermiljoennegenhon- derddrieënzestigduizendzevenhonderd- achtennegentig. Dat is een heel plichtsgetrouw dingetje en het weet ook wat naastenliefde is," en hij vertelde de geschiedenis van het dwaallichtje. „Als er dus één ster is die past in de opzet van de actie Vrede op de planeet Aarde, dan is die het wel," zo besloot de engel van de administratie zijn betoog. Dit voorstel werd eenstemmig aange nomen en de engel van de administratie belast met de uitvoering ervan ver trok op snelle wieken naar ons sterretje, officieel geregistreerd onder numero viermiljoennegenhonderddrieënzestig- duizendzevenhonderdachtennegentig. Er was waarlijk niet veel tijd meer te ver liezen; de weg er naartoe was vele, vele lichtjaren* lang en de operatie Vrede op de planeet Aarde zou al over zo'n dui zend aardse jaren beginnen. Een korte spanne tijds in hemelse ogen. Aankomst Na een voorspoedige reis kwam de en gel van de administratie bij ons sterretje aan, wel een beetje hijgend wat niet te verwonderen is als je je zoveel jaren hebt moeten reppen met een snelheid van 300.000 kilometer per seconde maar overigens in goede conditie. „Goede straling, ster nummero viermiljoennegenhonderddrieenzestig- duizendzevenhonderdachtennegentig," zo luidde zijn waardige en astronomi sche groet. Ons sterretje, dat een zeer teruggetrokken leven leidde, werd door het onverwachte verschijnen van de en gel van de administratie danig in de war gebracht en had eventjes moeite in zijn baan te blijven. Bovendien was het ver legen van aard en de afgemeten plecht statigheid van de hemelse boekhouder was nu ook niet direct geschikt om het zijn evenwicht te laten hervinden. Het herstelde zich echter toch vrij spoedig en sprak, een beetje bevend: „Wees welkom, mijnheer de engel. Waaraan heb ik de eer van uw bezoek te danken? Er is toch, hoop ik, niets akeligs gebeurd met één van mijn familieleden? Maar blijft u toch niet buiten mijn invloedssfeer staan. Komt u binnen en let niet op de rommel, want ik heb geen bezoek ver wacht en u moet mij dat dus maar niet kwalijk nemen." De engel van de administratie trad bin nen de kring van de drie planeetjes en het dwaallichtje; hij zag tot zijn voldoe ning in het geheel geen rommel. In het kort zette hij het doel van zijn komst uiteen. „Het is 's hemels wil dat het ge beurt," eindigde hij plechtig zijn uiteen zetting. Gewichtig Het sterretje zweeg lange tijd. Toen ant woordde het ingetogen: „Mijnheer de engel van de administratie, de uitnodi ging om deze gewichtige opdracht te vervullen is al te eervol. Heeft men soms vergeten dat ik maar een vrij zwakke ster ben, zonder grote talenten en met maar drie planeetjes en een dwaallichtje tot mijn beschikking? Ben ik wel de aange wezen ster om aardse koningen de weg te wijzen naar de Koning van het Heelal? Ik bibber bij de gedachte alleen al!" „Onderschat u zelf niet," antwoordde de administrateur des hemels, „het Grote Comité van Voorbereiding, belast met de uitvoering van de goddelijke wil, heeft u aangewezen voor deze taak en daar valt niets aan te veranderen." „Maar," jammerde het sterretje, „heb ben ze echt wel bedacht hoe arm ik ben? Mijn drie planeetjes hebben geen van allen een maan, al hebben ze mij daar dikwijls om gevraagd, maar het zat er gewoonweg nooit aan. Moet ik nu gaan helpen in een zonnestelsel dat wel ne gen planeten heeft met ik weet niet hoe veel manen en kometen en wat al niet meer? Ze zien me daar aankomen." „Eerlijke armoede is deugdzaamheid," merkte de ander op met meer gevoel dan van een boekhouder verwacht mocht worden. „Dat is mooi gezegd," riep het sterretje een beetje bitter, „maar armoede is nooit leuk. Het enige wat ik mijn planeetjes ooit heb kunnen geven, is een dwaal lichtje, dat ik met hun goedvinden gea dopteerd heb. Zo hebben ze tenminste een kameraadje met wie ze mijn licht en warmte delen." Planeet Aarde „Die goedhartigheid is het nu juist wat u zo geschikt maakt voor deze opdracht." „Heeft men wel overwogen dat mijn pla neetjes maar heel gewone kale bolletjes zijn met hoogstens hier en daar wat mos? Nergens een spoor van mensach tige wezens zoals op die planeet Aarde. Ik heb daar helemaal geen ervaring mee." De engel glimlachte. „Daar moogt u wel dankbaar voor zijn, want dat geeft een hoop rust. Hebt u nog niet begrepen dat het op Aarde tussen die wezens uit de hand dreigt te lopen, zodat Onze Lie ve Heer er zichzelf mee moet gaan be moeien en dat u in zijn plan een rol mag vervullen?" Het sterretje kon tegen de argumenten van de engel niet op, maar het bleef toch nog tegenstribbelen. „Waar u en het grote comité natuurlijk helemaal niet aan gedacht hebben, is dat mijn verschijnen in het gebied van neef Zon hem niet aangenaam zal zijn. Hij draagt het hart toch al zo hoog, hij wil zijn arme familieleden niet eens ken nen." „Wees daar maar niet bang voor," antwoordde de engel van de adminis tratie, „de ster die u bedoelt, nummero zevenmiljoentweehonderddrieduizend- vierhonderdeenenvijftig in mijn boeken, is zeker hooghartig, maar ook eerlijk Af_l_E£"N oj ZO ONT)e

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1978 | | pagina 5