Tékenen is een gedwongen hobby voor me geworden Bernard Fienieg: Cartoon voor de Vredesweek. Als ik op de bank zit in de flat van Ber nard Fienieg (29) kijkt een vijftigtal smur fen vanuit de boekenkast nieuwsgierig op me neer. En het zijn niet de enige stripfiguren in de woning van deze as sistent-reclamechef gedistilleerd en wijn. Tegen de andere wand hangen drie schilderijen, die te zamen een stripver haal vormen. De boekenkasten puilen uit van de stripverhalen. De hobby van Ber nard Fienieg bestaat echter niet alleen uit het verzamelen van stripverhalen en cartoons, maar vooral uit het zelf teke nen hiervan. Ik vraag dan ook direct of de drie ingelijste strips aan de wand van zijn hand zijn. „Nee, als ik dat getekend had, was m'n kostje wel gekocht," zegt hij spijtig lachend. „Dat zijn originele te keningen van Peter de Smet, een be kend cartoon- en striptekenaar op dit moment. Hij tekent onder meer de strip van De Generaal." Al spoedig zijn we in een interessante discussie verwikkeld over Asterix, Suske en Wiske, Ollie B. Bommel en Tom Poes en andere striphelden. „Vooral in België zijn enorm goede striptekenaars. Fran- quin bijvoorbeeld. Hij tekent onder meer Robbedoes en Kwabbenoot en Guus Flater. Op het ogenblik hebben we in Nederland echter ook veel stripteke naars met een enorm talent. Neem een Peter de Smet, Peter van Straaten of een Martin Lodewijk." Studio-werk „Verschillende grote striptekenaars, zoals Willy van der Steen en Marten Toonder tekenen zelf geen stukje meer. Zij geven zoveel boeken uit dat deze in studio's worden getekend door teke naars die bij hen in dienst zijn." Zelf tekent Bernard voornamelijk car toons. „Mijn strips bestaan hoogstens uit drie plaatjes. Als je echt een stripver haal wilt maken, moet je eigenlijk eerst iemand vinden, die een scenario voor je schrijft, want je hebt toch een verhaal nodig." Van kinds af aan was Bernard al een hartstochtelijk tekenaar, vertelt hij. „Het enige dat er bij mij altijd netjes uitzag was m'n doos met potloden. Op school waren m'n lievelingsvak ken tekenen en geschiedenis. De te kenles was altijd een enorme puinhoop. De tekenleraar zat meestal zelf te teke nen, terwijl de leerlingen de tent om hem heen afbraken. Ik was onder die tekenles juist altijd heel intensief bezig. Ook m'n schoolschriften stonden binnen een paar weken volgetekend met poppetjes. Toen ik een jaar of zeventien was, begon ik cartoonachtig te tekenen. Ik was toen naar een tentoonstelling van cartoonte kenaars geweest en kwam daar vreselijk onder de indruk vandaan. Ik heb ook een poos met olieverf geschilderd, maar daar heb ik nu de tijd en de rust niet meer voor. Daar moet je echt een hele tijd voor uittrekken en ik heb meestal altijd nog wel wat anders te doen." Rietveld Academie Na de middelbare school was zijn plan naar de Rietveld Academie te gaan. „Ik had eerst een gesprek met de directeur die wel over m'n werk te spreken was. Hij zei echter dat ik aan het toelatingsexa men mee moest doen. Dat hield in dat je op een dag allerlei tekenopdrachten moest vervullen samen met de andere aspirant-leerlingen. Nu verschillen mijn tekeningen van dag tot dag nog wel eens. De ene dag lukt het prima en de andere dag breng ik er niets van terecht. Het ongeluk wilde dat ik op dat toela tingsexamen met m'n opdrachten finaal de mist in ging. Daar kwam nog bij dat er pal voor mij een meisje in een heel kort en strak mini-rokje stond, zodat ik heel erg werd afgeleid." Bernard Fienieg in actie achter de tekentafel. Bernard kwam dus niet op de kunst academie terecht maar bij Krommenie vloerbedekking. „Het was daar snel be kend dat ik tekende. Onder de vergade ringen zat ik al luisterend te tekenen. Het gebeurde wel, dat de directeur, die twee plaatsen van me af zat, opeens het blaadje onder m'n neus weggriste en de vergadering rondstuurde, omdat hij het zo leuk vond. Zeer spoedig tekende ik daar ook voor het personeelsblad en het blad voor de handel en dat doe ik nu nog." Gedwongen hobby Zo langzamerhand kan Bernard niet eens meer onder zijn hobby uit, al zou hij het willen. „Je kunt onderhand wel zeg gen dat het een gedwongen hobby be gint te worden. Ik moet gewoon wel te kenen, omdat iedereen voortdurend een beroep op me doet. Tekende ik vroeger ook wel alleen voor m'n plezier, tegen woordig is dat er niet meer bij. Ik teken voornamelijk uit opdracht, wat natuurlijk niet wegneemt, dat ik er toch wel erg veel plezier in heb, anders zou ik het natuur lijk niet allemaal aannemen." Zojuist heeft Bernard weer een cartoon voor de Vredesweek gemaakt en het symbool hiervan voor de Zaanstreek ontworpen. „Ik zit altijd een hele tijd tegen m'n op drachten aan te hikken. Pas op het al lerlaatst komt er wat uit m'n handen. Al heb ik nog zolang de tijd om iets te ma ken, het komt er pas uit als ik zwaar on der pressie sta." Zijn beroep zou Ber nard er toch niet van willen maken. „Dan moet je wel zo enorm goed zijn. Er zijn genoeg mensen die aardig kunnen te kenen, als professioneel tekenaar moet je echt met kop en schouder boven de rest uitsteken." 23

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1978 | | pagina 23