e rede-
ing van
;heveld
is in de
lineken
3 Euro-
gal be-
brikant
lineken
en, die
is land
3 grote
merk
i ken's
3s ge-
e van
3 drie
Het gistvervoer
Aanvankelijk waren de plaatselijke bierbrouwers de makers en
leveranciers van gist, maar toen geleidelijk aan de rogge door
tarwe als broodgraan vervangen werd en daardoor de vraag
naar gist toenam, kwam de gistmakerij vrijwel geheel in han
den van de branderij-industrie. In 1870 leverden de Schie-
damse branderijen per jaar 7'/2 miljoen kg gist, die behalve in
ons eigen land, een groot afzetgebied vond in Engeland,
Frankrijk en België.
De voor Frankrijk en België bestemde gist werd vanuit Rotter
dam naar Moerdijk verscheept, om vandaar met de Grand
Central Beige naar Antwerpen vervoerd te worden. In het
verslag over 1871 van de Raad van Toezicht op de Spoorweg
diensten lezen we:
„Vermoedelijk door het breken van een draagveer is op 14 juli
een wagen, met gist geladen, tusschen Moerdijk en Zeven
bergen ontspoord".
De export van gist naar Engeland bedroeg in 1881 alleen reeds
273.564 mandjes 26 kg, die eerst vanuit Rotterdam, later
vanuit Hoek van Holland, verscheept werden.
De gist, die snel aan bederf onderhevig is, is geen opslagarti
kel. Daarom ving het werk in de branderijen 's morgens reeds
heel vroeg aan, door het schuimende gist van het overrijpe
beslag af te scheppen, te wassen, te zeven, te persen en te
verpakken, opdat de gist tijdig aan het Schiedamse station zou
zijn voor de „Hoektrein" van zeven uur.
In de eerste jaren na 1885 begon ook de export van zuivere
gist, bestemd voorde bierbrouwerijen in België, Denemarken,
Duitsland en Frankrijk, uit de Rotterdamse Heineken brouwerij
op gang te komen.
De in Delft gevestigde Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiri
tusfabriek was de brouwerij voorgegaan met het gistvervoer
via de spoorweg, Aanvankelijk ging deze bakkersgist per bo
dedienst en ook wel per beurtschipper rechtstreeks naar de
afnemers.
Uitbreidingswerkzaamheden in Den Bosch, maart 1968, met links op
de voorgrond een schuifwandwagen.
Toen echter de vraag naar Delftse gist uit het gehele land
toenam, werden ook de spoorwegen bij dit vervoer ingescha
keld. Zo werd bijvoorbeeld omstreeks 1880 de gist, bestemd
voor een bakker in Almelo, als volgt verzonden.
Vanaf de fabriek ging het met een handwagen naar het station
Delft, vandaar met de HSM naar Rotterdam-DP, dan met
paard-en-wagen naar het Maasstation, vandaar de Rhijn-
spoorweg naar Utrecht.
Hier werd de gist overgeladen in de trein naar Arnhem, waar de
Staatsspoor het transport overnam met de trein naar Zutphen.
Daar werd de gistzending overgeladen in de trein Zut
phen—Hengelo en vandaar ging het dan weer in een andere
trein uiteindelijk naar Almelo, om vervolgens naar de bakkerij
gedragen of gereden te worden.
In welke toestand de snel aan bederf onderhevig zijnde gist in
Almelo aankwam, vertelt de historie niet, maar het kan haast
niet al te best geweest zijn.